324 KARAKTER. WAREN S3 BOOTEN. . VERANDERDE TOESTANDEN.
gekomen. Het is een groot, sterk en schoon menschenras, met regelmatige trekken
welke met die der Europeanen overeenkomen. De huidkleur is kastanjebruin; zij’
hebben . zwart, krallend haar en donkere, levendige oogen, wier vriendelijke, doch
mannelijke blik altijd een günstigen indrak op de bezoekers maakte. Mariner beweert
echter, dat Cook deze eilanden niet Vriendschapseilanden zou genoemd hebben als
hij geweten had, dat hij alleen door tweedracht onder .de hoofden raderlijken moordaanslag beschermd was geworden. tegen een ver-
Eergevoel, trotschheid en vrijheidsliefde, verbonden met grooten moed en persoon-
lijke kracht, kenmerken de bewoners van deze eilandengroep. In den tijd van Cook
bezochten zij de Fidji-eilanden, waar zij sandelhout haalden; naast dezen vreedzamen
arbeid namen zij ook deel aan de oorlogen tusschen de hoofden der eilanden van
deze groep. Van de Fidjianen leerden zij hun speren beter bewerken; daar werden
zij ook bekend met den Papoeaschen boog en pijlen. Vroeger bestonden hun
wapens alleen uit knodsen met punten der stekels van een rog, uit spietsen en
slingers. Van Fidji haalden zij zieh grootere booten, want de Tonga-eilanden hadden
weinig geschikt bouwhout. Zij hadden daar hun eigen werven en namen ook den
Fidjianen wel hun booten af, en deden op groote, dubbele booten, waarin meer dan
150 strijders plaats konden nemen, booten van roer en zeilen voorzien, groote toch-
ten naar verre eilanden. Evenals de Vikingers van het noorden van Europa waren
zij overal gevreesde gasten. Toch toonden zij nergens de wreedheid en gruwzaam-
heid, die velen hunner naburen kenmerkten, en hoewel zij de hoofden hunner vijanden
als tropeeen medevoerden, waren zij toch in den tijd van_ de ontdekking dezer
teoilta nkdaennn ibgaeleisnm ek agnendibreavleenn. meer. In vroegeren tijd hebben misschien hongersnooden
Sedert 1797 zijn de bewoners der Tonga-eilanden door Wesleyaansche zendelingen
tot het Christendom bekeerd geworden. Ongeveer 5500 kinderen bezoeken thans°de
scholen, en als hoogere inrichtingen van onderwijs bestaan er reeds een industrie-
school en het Tuboro-college.'De Kandel is voornamelijk in Engelsche handen en bij
het jongste verdrag (zie pag. 248) blijkt, dat Duitschland alle aanspraken op deze
beielzaintdtienng abaensc hEounwgedl anmdo ehteene ftw oorvdeerng.egeven, zoodat zij weldra zeker als Engelsche
De oorspronkelijke toestanden en de tegenwoordige versehillen veel; onder vreem-
den invloed is het volk veranderd. De zendeling Baker, die een tijdlang raadgever
van den vorst was, heeft grooten invloed gehad. Baker wilde wel, dat de Tonganee-
zen de Europeesche beschaving overnamen, in zoover die voor hen paste, doch hij
wilde niet, dat zij daarbij ondergingen, gelijk te dikwijls geschiedt, waar een gekleurd
ras met de Blanken in aanraking komt. Daarom werd op zijn raad een bepalinv in
de wet opgenomen, waarin verboden werd, dat het land in Tonga aan Europeanen
verkocht werd. Wilden de Tonganeezen land aan vreemdelingen verpachten, dan
rnoest de regeering daartoe eerst haar toestemming geven. Onder den invloed van
Baker werd ook in 1876 een vriendschapsverdrag met Duitschland gesloten. In 1879
mkwegt md e oVoke reeeenni gdhea nSdtealtse-n .en vriendschapsverdrag m et‘Engeland tot stand, in 1888
Rüstig was het evenwel in het land niet; tegen Bakers invloed verhieven andere
zendelingen niet zelden hun stem. Maar toch werd onder Bakers leiding veel ver-
betering tot stand gebracht en werden de eilanden met schoone plantages overdekt.
Alle eilanden zijn thans van goede wegen doorsneden. Toch begon er een reactie te
komen tegen den vooruitgang en werden ook onderscheidene wettelijke bepalingen,
die naar Europeesch model gemaakt waren, weder ingetrokken. Zoo o. a. werd het
zmaecth tv. rDeueg darec hbiepgerlo evto, rmdatt sdeed ewrte t1, 8w45e lkeeen a akno nvinrokuriwjke.n het rooken verbood, werd ver-
III. De CoOKä-EILANDEN o f H er v ey - e il a n d e n .
De Cooks- of Hervey-eilanden zijn sedert 1888 een Britsche bezitting. Het zijn,
met uitzondering van het eiland Rarotonga, dat van vulkanischen oorsprong en
DE BEWONERS DER COOKS-EILANDEN. GODENBEELDEN.
tot 900 meter hoog is, läge eilanden, meestal koraalvormingen. De inboorlingen zijn
ijverige landbouwers, bekwame visschers, schippers en handwerkslieden. Het aantal
bewDeo nienrbs oboerldinragaegnt, dwz e8lk4e0 0.m en naar het hoofdeiland R'd votougevs noemt, z.y.n van
nature goed ontwikkeld en hebben door den arbeid der zendelingen thans een ont-
wikkelingstrap bereikt, hooger dan die der andere Polynesiers. Vroeger waren zij
uiterst ruw; bij geen Polynesisch volk werden de vrouwen zoo siecht behandele! als
bii hen. Ook waren zij echte menscheneters. De in den oorlog gedooden werden
steeds opgegeten, en ook de leden van den eigen stam ontzag men niet. Den over-
wonnen tegenstanders sloeg men de hersenpan in ;
men 'nam een deel der hersens er uit en legde die
op bladeren van den broodvruchtboom vöör de beeiden
der goden. Ook werden bij ongelukken menschen-
offDeres agfgeobdrascbhete.lden der Hervey-eilanders waren dingen,
die er al zeer zonderling uitzien en die men nauwelijks
als voorwerpen van godsdienstige vereering zou herkennen.
Men zou vanzelf veronderstellen, dat, indien
dit volk zooveel moeite besteedt aan zijn wapenen en
gereedschappen, het dit althans evenveel zou doen aan
zijn goden. En toch behoorden de godenbeelden der
Hervey-eilanders tot de ruwste exemplarenvan Inland-
schen arbeid. Zij bestonden voornamelijk uit een stok
of paal van omtrent 4 meter lang, aan welks bovenste
ehiandd eg emgeevne nd.e nO pr udweeznen v poaraml lvaganen e eeenn migeen rsocohdeeli jvke dheoroefnd
en een snoer koralen, die de ziel van den god werden
genoemd. Om den paal en de koralen waren een
groote hoeveelheid Inlandsche kleedingstoffen gewik-
keld, zoodat hierdoor een flauw-kegelvormige rol werd
gevormd, ongeveer 75 centimeter in middellijn en
3 meter hoog. Een dezer afgodsbeelden stond op den
boeg van elke kano en als de inboorlingen ter visch-
vangst voeren, brachten zij altijd offeranden aan deze
vreDeem dbseowoorntiegres gdoedrh eCido.oks-eilanden hadden veel aanleg
voor het aanbrengen van versieringen aan hun gereedschappen,
welke zij niet alleen aan den steel, zooals
de meeste Polynesiers, maar op alle gedeelten van het
weDrkitt uiisg oavanerb rahceht teanl.gemeen het geval met de hand-
vatsels der dissels; deze zijn zoo uitvoerig versierd,
dat men niet gemakkelijk begrijpen kan,, hoe deze
gereedschappen hun van eenig nut konden zijn.
Het hiernevens afgebeelde exemplaar is een goed
voorbeeld van zulk een dissel. Het benedenste gedeelte
van den steel is geheel hol; de Inlandsche werkman d i s s e l . heeft al het hout tusschen de rechtopstaande kolommen
wziejng gdesanne doemn.t reDnat ar1 dceezne titmusestcehr,e nmruoimet tehne tn ieeet nw uijidteerrst moeielijk en langwijhg werk
geweest zijn, het handvatsel uit te hollen. Zelfs met Europeesche gereedschappen zou
dit lästig genoeg geweest zijn en deze moeielijkheid wordt aanmerkelijk vergroot door
het feit, dat de inboorling, die het werktuig vervaardigde, als mes niets anders had
dan een aan een stuk hout bevestigden scherpen steen of een haaitand. Dit exemplaar
is reeds vele jaren in Engeland geweest en moet gemaakt zijn, voordat Europeesche
gerHeeedt sbchoavpepnestne bgije ddeee ltien bvoaonrl indgeenn dwisasreeln isin gveavno esrtde.en en op dezelfde wyze aan het
handvatsel .v. erbonde,n als dit in Nieuw-Zeeland geschiedt, behalve dat het o2p1. een ALJSTRALIE.