386 EERSTE KOLONISTEN. KARAKTER DER GEDEPORTEERDEN.
Daarenboven waren er 261 onderweg gestorven, terwijl van de 200 ook weldra de meesten overleden na de aankomst, zieken aan boord
Deze cijfers geven een duidelijke illustratie van het kolonisten-materiaal, dat
Engeland aan het vyfde werelddeel leverde. En de wijze, waarop deze deportatie
plaats vo*jd, doet in vele opzichten denken aan de treurigste bedrijven uit den
slavenhandel. Het tpezicht op de overbrenging en de zorg voor het vervoeren
waren zoo siecht, dat men den dood van gevangenen soms eerst bemerkte door de
hjklucht, welke zieh in de scheepsruimte verspreidde. Gepijnigd en gemarteld,
eweenr dmene udwe vvoelrko otred eveoldrmene no.vergebracht naar een land, waar zij bestemd zouden ziin’
De zedelijke toestand der kolönie was in den eersten tijd allertreurigst. Het gemis
van een voldoend aantal vrouwen had allerlei onnatuurlijke immoraliteit tengevolge
en de aanwezige vrouwen waren nergens veilig. Zelfs de ambtenaren gaven
dikwijls siechte voorbeelden aan de lieden, die zij beheerschten. In 1806 was de
zoendeeclhijtk hweaidre nz.oozeer gedaald, dat ■ der in dat jaar in de kolonie geboren kinderen
Tot deze ontaarding der kolonisten droegen niet het minst de sterke dranken bij,
welke hier in groote hoeveelheden werden ingevoerd. Bij gemis van baar geld werd
rum het hoofdruilmiddel der kolonie; alle arbeid werd daarmede zooveel mogelijk
betaald. De gouverneur schonk aan drie heeren het monopolie, om rum te importieren
en te verkoopen, en gemeener en ellendiger herbergen, dan de kolonie Nieuw-
sZturaidte-Wn adleers girno oteh estt eederesnt ev atnie nEtnagl eljaanredn nideet zteer vineeduewn. bezat, waren in de slechtste
Toch moet men zieh niet.voorstellen, dat enkel eerlooze misdadigers naar Australie
gedeporteerd werden. In den tijd, toen Engelsehe officieren en staatsmannen hun
eer in een duel verdedigden, werd een arts om geen grooter misdrijf tot deportatie
naar Australie veroordeeld. Ook politieke misdadigers en Ieren werden naast
zakkenrollers en struikroovers in de nieuwe kolonie overgeplant, om daar met moeite
hun eer in stand te houden of onder te gaan. ’t Is een treurige bladzijde uit de
Engelsche geschiedenis, de eerste grondvesting der kolonie Australie.
loch is er uit dien poel van verkeerdheid nog meer goeds voortgekomen dan in
den eersten tijd te verwachten viel. In den eersten tijd bestond de meening, dat
de misdadigers werden overgezonden, om als slaven voor de vrije kolonisten te
werken. Offleieren konden over 10 man beschikken voor den landbouw, over 3 voor
huiselijk gebruik, en zoo daalde het af tot de vrijgelatenen, die over een man konden
beschikken tot bewerking van den grond. Toen echter Macquarie in 1809 aan het
hoofd der kolonie kwam te staan, veranderde de toestand geheel ten voordeele van
de gedeporteerden, die naar zijn oordeel alle voordeelen van den vooruitgang der
kolonie moesten genieten, als zij geen misdaden meer begingen en zieh door vlijt
tot onafhankelijkheid en welstand wisten te verheilen. Daardoor trachtte hij de
gedeporteerden, die zieh verbeterd hadden, op alle wijzen te beloonen, en trots de
veroordeelingen van den minister van kolonien zoowel als van de officieren der
kolonie, noodigde hij zelfs gebeterde misdadigers bij zieh aan tafel.
En inderdaad trachtten vele gedeporteerden het vertrouwen te herwinnen; zij
wisten, dat zij alles doen moesten, om zieh te rehabiliteeren, en overtroffen daarom
de vrije kolonisten niet zelden in energie en vlijt. Van de vrije kolonisten had
Macquarie in zijn tijd geen günstige gedachten; vele vrijen waren er, die eigenlijk
gedeporteerd moesten worden. Jammer genoeg verviel Macquarie in de groote fout,
er bij de Engelsche regeering op aan te dringen, zooveel mogelijk mannelijke veroor-
deelden te zenden en geen vrouwen, iets, wat op de demoralisatie grooten invloed
moest hebben. Gelukkig werd dit voorstel niet gevolgd, maar toch bleven de mannen
sterk in de meerderheid in de kolonie. In 1833 bestand de bevolking uit 60,794 per-
sonen, waarvan 44,643 mannen en 16,151 vrouwen. Onder deze totale bevolking
bevonden zieh 24,543 veroordeelden, waarvan 2698 vrouwen. Wij moeten hierbij niet
uit het oog verliezen, dat van de toenmalige 36,251 vrijen de groote meerderheid
svtrroaefgtiejdr ehvuenn evernisjh etoidt dhea dvdeerno ohrdeerkerldegene mbehoord hadden, die na volbrenging van den
In Nieuw-Zuid-Wales begon reeds vroeg met de ontwikkeling der kolonie een
WEST-AUSTRALIE. VRIJE KOLONISATIE. GOUD.
oppösitie levendig te worden tegen de verdere toezending van gedeporteerden en in
1839 werd daar met het stelsel gebroken.
Op Van Diemensland (Tasmania) was de • deportatie in 1803 aangevangen en zij
duurde tot 1853. Van 1803—1853 werden niet minder dan 67,655 veroordeelden
naar hier gedeporteerd, van welke 11,613 vrouwen.
In hetzelfde jaar, toen Van Diemensland de laatste bezending verbannenen ont-
ving, werd in West-Australie de eerste kolonie van gedeporteerden aan de Zwanen-
rivier „gevestigd. West-Australie had, na een zwaren strijd om het bestaan, om
toezending van gedeporteerden gevraagd en tot 1868 bleef dit voor gedeporteerden
geopend. In die tijdsruimte werden er 7918 gedeporteerden aangevoerd en wel
nitsluitend mannelijke. Ook hier toonden de gedeporteerden zieh ijverige arbeiders
en zij hielpen ook daardoor de inkomsten der nieuwe kolonie toenemen, doordien de
Engelsche regeering jaarlijks 840,504 gülden voor het onderhoud van gedeporteerden
uittrok. De .voortzetting van het stelsel werd echter door den tegenstand der overige
kolonien onmogelijk. In 1868 moest de Engelsche regeering wel toegeven aan den
drang dier Australische kolonien, om te eindigen met het zenden van gedeporteerde
volkplanters in Australie. Zuid-Australie en Victoria verhieven bovenal hun stem
tegen de aanvoering van dit volksmateriaal, dat zij niet buiten hun grenzen konden
houdep. Hoewel men uit andere gedeelten van Australie wel de voordeelen kende,
die uit den aanvoer van gedeporteerden voortvloeiden, wilde men toch in Zuid-Australie
er niet toe overgaan.
Zoo heeft de kolonisatie van gedeporteerde veroordeelden in Australie bestaan van
1787 tot 1868 en werden op deze wijze in ’t geheel 137,161 personen naar Australie
overgebracht en wel 116,842 mannen en 20,319 vrouwen. Alleen de kolonien Nieuw-
Zuid-Wales, Van Diemensland en West-Australie hebben directen aanvoer van veroordeelden
gehad, hoewel de overige kolonien door verhuizing binnenslands er ook
geenszins vrij van bleven. Toch bleven in eerstgenoemde gedeelten de meeste achter. Deze
kolonien: .West-Australie, Van Diemensland en Nieuw-Zuid-Wales, welker bevolking
awaantv abnektreelfijfk dveo omri sedeand enni,e to ookn bneolagn gborivjke ngaeadne eilnt e duei ts tgaetdisetpieokr.teerden is gevormd, staan,
Van meer belang voor de ontwikkeling der Australische kolonien waren de vrije
kolonisten. Reeds in de eerste tijden der nieuw gegrondveste misdadigers-kolonien
trachtte de Britsche regeering landbouwers aan te moedigen, zieh in Australie te
vestigen. Den vrijen kolonisten werd land töegestaan; arbeiders van de veroordeelden
werden hun aangewezen; een hut werd voor hen gebouwd en zelfs werd hun in
den eersten tijd het voedsel verschaff, om op die wijze de opkomst der vrije kolonisatie
teer bine vdoernd eereenrs teenn atnijdde rneine t azaenl dteen mgoeebdreigke nb,i jz ideeh hvireijre tek ovleosntiigsteenn.. Maar toch heerschte
Het kosteloos verstrekken van land aan de vrije kolonisten hield op in 1831 en
daardoor veranderde het karakter der vrije immigratie. In plaats van familiehoofden
met een klein kapitaal van 600 a 1000 gülden, die zieh op eigen grond vestigden
om daar te leven, kwamen er nu arbeiders, meest ongehuwde mannen, zooals de
veehouders die voor hun zieh uitbreidende kudden noodig hadden. Want geruimen
tijd bleef de veeteelt, zoowel in Nieuw-Zuid-Wales.als op Van Diemensland, de eenige
belangrijke bezigheid. In Zuid-Australie evenwel, dat op anderen voet werd gekolo-
ndies elearndd,.b gouafw m oepn gercohotteer sdceh avalo ogrekderuerv eana.n gehuwde lieden en hier werd ook het eerst
De goudontdekkingen in 1840 brachten een algeheelen omkeer in de toestanden van
enkele gedeelten des lands. Er had een toestrooming plaats van lieden uit allerlei
standen en met allerlei - doeleinden, hartstochtelijke lieden, beheerscht door de zucht
naar rijkdommen, zonder door moreele beginselen geleid te worden.
De goudvelden werden bevolkt uit alle landen. In de eerste plaats waren het
Engelschen, Schotten, Ieren, verder Duitschers, Amerikanen en Franschen. De stroom
der immigranten naar het vijfde werelddeel was buitengewoon; ook de landbouw en
veeteelt kwamen door die toeneming van bevolking tot vooruitgang en de vleeschprijzen
Stegen ontzaglijk. De immigratie in Australie bedröeg in 1838: 14,021 zielen en
steeg in 1841 tot 32,625 zielen, daalde in 1845 weer, op 830, om vervolgens snel te
stijgen tot 87,181 in 1852, waarvan het leeuwenaandeel viel op de goudkolonie