h Ä f t S ^ g e n d e cultuur-ontwikkeling verbreidde zieh ■ . , “J in het algeineen van mvloeden in Me®,l1a nheesi.te ovoesrtmene eredne rndaemn. m beteekems toe, naarmate adee ProolOvnneessiisseclhiee
^ Steten van grooteren omvang en längeren duur zijn tot nog toe in Melanesie niet
de I T “ d k°M ef 6r niet ontstaan zlJn' Volgens Waitz ligt L t in den a L en
hheett llaanndd, ddalt r z7iijf bbeanweoSnleernS. ’ BDaa rHdolo r Ssep®l?ittesltieJnk zeijn ziüechh atmelekleijnks itne nisioelueweree ns, taemvmeneanls
?er1ntU d T ’ m Melanesiers door kindermoord, abortus enz. een groote vermeerddee
vveefree em-rg i• ng +to it5 1”gr®o oteg esntagairtsigeeenn;h eödoekn dbieelredmoomre rwde. rd een groote volksdichtbeid eenn
gewno rsdterenk eenn, wboavaer ndgee nPoaepmodeea ’sv emrkeet eErduhreodpeena neanfl esgadmene,n levvinednt, wmaeanr zUii kolonMisten ziin
vwernameerdeiri nSg, miaasr wiel iv8e5rm?modi>e rming mvan hIet tamant al Melan»e■sie«rs*. mMemn s—chatte het n ggPf 105>8°0 en tegenwoordig is dit aantal nog geringer.
h u n ^ l S 110816^ gaan langzaam hun einde tegemoet en de Blanken treden in
H O O F D S T U K XXI I .
NIEUW -GUINEA EN ZIJN BEWONERS.
Het grootste eiland der groepen, welke wij als Melanesie aanduiden, is Nieuw-
Guinea. Nieuw-Guinea werd het eerst in 1526 door den Portugees Jorge de Meneses
ontdekt, doch eerst later gaf de Spanjaard Ortiz de Rete er den naam Nieuw-Guinea
aan, naar de overeenkomst, die hij tusschen deze kust en die van Guinea in Afrika
meende te ontdekken. Wel deden Torres (1606), Schouten (1616), Dampier (1699),
Cook (1770) tochten längs de kust, doch de kennis van het land werd hierdoor nog
weinig uitgebreid.
Eerst in deze eeuw leerde men meer van Nieuw-Guinea kennen. Owen Stanley
(1849) en Moresby (1872) reisden om de kust, doch Wallace (1858), Meyer (1873),
Rosenberg (1858 en 1860), Cerruti (1870), Beccari en d’Albertis (1872, de laatste
ook in 1875 en 76), Maclay (1870, 76, 79) trachtten in het land door te dringen.
Toen in 1884 Duitschland het noordoostelijk deel en Engeland het zuidoostelijk
gedeelte in bezit hadden genomen, werd ook door Nederland, dat sedert lang aanspraak
maakte op het westen, meer aandacht aan het bijna vergeten Nieuw-Guinea gewijd
en drongen Duitsche en Engelsche onderzoekers verder in het land door. Toch bleet
de kennis nog beperkt tot de kuststreken en is het grootste gedeelte van Nieuw-
Guinea nog terra incognita.
Het westelijk gedeelte van Nieuw-Guinea is in 1828 officieel door Nederland in
bezit genomen en in 1848 werd als oostelijke grens vastgesteld de lijn van de zuid-
kust dwars over het eiland op 141° O.L. tot Hoek-Bonpland op 140° 47' aan de
noordkust. De inbezitneming bestond echter in niets anders dan in het plaatsen
van eenige merkpalen met het Nederlandsche wapen en het van tijd tot tijd vertoonen
van 6en Gouvernementsstoomer, doch zonder eenig ambtenaar. Eerst in 1891 werd
doör de regeering meer aandacht aan Nieuw-Guinea gewijd, door dit ook op te
nemen in het stoombootnet van de toen in werking getreden, gesubsidieerde Indische
Paketvaart. Verder is voor kort (1898) het besluit genomen, om het Gouvernement door
speciale ambtenaren op Nieuw-Guinea te doen vertegenwoordigen.
Op Nederlandsch Nieuw-Guinea heeft sedert 1855 de zending haar arbeid aange-
vangen, die in 1858 door de toen opgerichte Utrechtsche zendingsvereeniging geleid
werd. De werkzaamheid der zendelingen, het agentschap der Handelsvereeniging en
de thans gevestigae regeeringspersonen, dit alles geeft aanleiding, dat men weldra
iets nader met de bewoners, althans aan de kust, zal bekend worden. Het binnendringen
van pioniers met praktischen blik naar het binnenland blijft echter nog
altijd gewenscht.
Al weten wij dus nog weinig van een groot gedeelte der bewoners van Nieuw-
Guinea, toch is dit bekend, dat het eiland door een groot aantal stammen bewoond
wordt, ^die, zooals wij reeds zeiden, veel verschil vertoonen. De plaatsruimte gedoogt
niet, hier in bijzonderheden stil te staan. Wij moeten een keuze doen en zullen
hoofdzakelijk het belangrijke werk volgen, door F. S. A. de Clercq met medewerking
van J. D. E. Schmeltz over de bewoners der west- en noordkust uitgegeven. W at
wij dus in de eerste plaats van de Papoea’s mededeelen, heeft op de bewoners van
die gedeelten betrekking.