16 HINDU-HEERSCHAPPIJ. MADJAPAHIT. LEENSTELSEL.
ons geen bijzonderheden van die geschiedenis der Hindu-heerschappij bekend, toch
blijkt uit een oud-Javaansche insoriptie, dat in lietjaar 840 een Hindu-rijk Madjapahit
bestond, waar de Massen der Brahmanen, Kshatria’s, Vaicja’s en Südra’s (zie II,
pag. 174) onderscheiden werden. Aanvankelijk meest buiten de godsdienstige gemeen-
schap staande, werd het overwonnen volk eindelijk als Sudra’s behandeld, die alleen
goed waren voor de bewerking van den grond, en aan wie alle lasten en leveringen
konden worden opgelegd. Een algemeene dienstbaarheid aan de leden der hoogere
kästen was daarvan het gevolg. Vermoedelijk heeft zieh aldus ook onder de Hindu-
heerschappij het begrip gevestigd, dat de souverein alleen de wäre grond is. eigenaar van den
De heerschappij der Hindu’s was niet alleen tot Java bepaald, maar ging van hieruit
verder. De geschiedschrijver der Chineesche Tang-dynastie zegt, dat acht en twintig
kleinere rijken de opperheerschappij van Java erkenden. Allereerst de nabijgelegen
eilanden Bali, Lombok en Soembawa; verder de Riouw-Lingga-Archipel en de
verschillende eilandengroepen, tussehen Sumatra, de oostkust van Malakka en Borneo’s
westkust gelegen; op Sumatra de rijken Jambi, Indragiri, Palembang en Pasei, op
Borneo nagenoeg dezelfde gebieden, die tegenwoordig onder het Nederlandsch gezag
st aan, eindelijk een der Banda-eilanden, Ceram, en, volgens Javaansche berichten,
ook Ternate. Op vele dier plaatsen bleven, na de verovering, nederzettingen achter,
die den handel met Java bevorderden. Zoo werden op onderscheidene punten van
den Archipel kolonien gesticht, zooals de overlevering vermeldt omtrent Amboina,
waar de Hitueezen zouden zijn voortgesproten uit een vermenging der Alfoeren met
overgekomen Javanern En nauwelijks was het Maleische rijk van Malakka gesticht, of
adaen zJieanvlainjke,n dagti nzgiej ne enzi emh acohokt wdearadre nv eisnt igdeenn Senta avto. r1m) den er kolonien zoo talrijk en
Bijzonderheden omtrent de geschiedenis der Hindu-rijken op Java zijn ons niet bekend;
welke rijken er in den Hindu-tijd hebben bestaan, weten wij evenmin, zeiden wij
reeds. Het kan wel als zeker beschouwd worden, dat er op West-Java een of meer
rijken hebben bestaan, die den naam van Padjadjaran droegen, doch veel meer dan
enkel het bestaan weten wij daarvan niet. Een der oudste rijken was zeker het echt
Javaansche rijk Mendang Kamoelan, dat tot 85 n. Chr. schijnt te hebben bestaan.
Doch Madjapahit is ongetwijfeld het hoogst in macht en aanzien staande rijk van
Java geweest; het is ook het eenige, waarvan enkele nadere bijzonderheden bekend
zijn. Van de kust bij Soerabaja was de hoofdstad in een paar dagen te bereiken. De
overblijfselen dier residentie, met haar kratons, waterwerken enz., wijzen op een
kolossalen omvang en beteekenis; de bouwvallen in het tegenwoordige regentschap
mMaotdejroikaearlt ov odoire nddee nla tteorte dseuni kbeorfuawb riveakne nM. ohammedaansche begraafplaatsen en leverden
De macht en omvang der Hindu-rijken in den Archipel was echter niet zoo groot,
als het wel schijnt. Men moet bij het beschouwen dier rijken rekening houden met
het feit, dat het leenrijken waren, die hun oorsprong ontleenden aan de nederzet-
tingen der Indische kolonisten. Een betrekkelijk klein deel der vestiging of verovering
bleef onder het onmiddellijk bestuur van den vorst; het overige werd in leen gegeven.
Het leenstelsel had in Indie dezelfde gevolgen als in Europa, hoewel gewijzigd naar
den bijzonderen landaard. Van tijd tot tijd versehenen de leenmannen aan het hof
van den leenheer tot het opbrengen van schatting, of om hem met zijn weerbare
manschappen te volgen in den oorlog. Doch ook hier vindt men, evenals in Europa,
een streven < der leenmannen naar zelfstandigheid, en dikwijls kon die niet worden
tegengegaan door den leenheer. Zoo o. a. was het op Java, en in die verbrokkeling
en decentralisatie lag een der kiemen, welke tot de ondermijning der Hindu-heerschappij
in den Archipel leidden. Toen andere omstandigheden hiermede gepaard gingen,
waren weldra de Hindu-rijken ten val gebracht.
* * ij
De Arabische en Perzische zeevaarders bezochten met hun gebrekkige vaartuigen
reeds in de 9d® eeuw Indie en China en kwamen ook op de eilanden van den
1) V. Deventer Gesch. der Nederl. op Java.
VESTIGING DER MOHAMMEDANEN EN ONDERGANG DER HINDU’S. 17
Indischen Archipel. Zoo leerden zij deze eilanden kennen. Hoewel de zeevaarders
er slechts kort verblijf hielden, vestigden handelaars der Mohammedanen er zieh
weldra en zij waren het, die de leer van den Profeet verbreidden.
De Islam, zegt Snouck Hurgronje, kent zoomin zendelingen als geestelijken, aan
wie herderlijke plichten zijn opgedragen. De geestelijke, als men hem zoo noemen
wil, gaat slechts voor bij de gemeenschappelijke godsdienstoefeningen; wat „zielzorg”
aangaat, is het een der vpornaamste zedelijke verplichtingen van elken moslim, de broeders
te gelegener tijd tot het goede aan te sporen en het kwade te verbieden. Hier heeft
men dus in werkelijkheid een „koninkrijk van priesters” en zendelingen zijn zij tevens.
Die plicht wordt inderdaad ernstig opgevat. De geloovige kooplieden, die handel
dreven in het verre Oosten, namen zieh bij lang verblijf of duurzame vestiging vrouwen
uit de kinderen des lands. Zoo ontstond de Moslimsche familie, die door den bekeerings-
ijver weldra aanwies tot gemeente. De bekeering van een Inlandsch vorst of het succes
van een Arabisch avonturier was voldoende, om hieruit een staatje te vormen. Zoo
ging het aan de kust van Malabar en Koromandel en zonder twijfel verbreidde zieh van
hier uit de Islam over den Archipel. De bewoners van Dekan, die zieh als bemidde-
laars van den handel tussehen de Moslimsche staten en Oost-Indie in groot aantal
vestigden in de havensteden der eilanden, waren door de natuur aangewezen, om in
den Archipel 'de zaden van den nieuwen godsdienst uit te strooien. Daardoor zijn
verschillende eigenaardigheden van den Islam in den Archipel blijkbaar van Dekansche
afkomst. Hiertoe behooren o.a. het heerschen der Schafeitische school, die thans nog
aan de kust van Koromandel gevolgd wordt, en de invloed van het Sjiietismus, waarvan
owpe lJ aevvae ne ns teSrukm daeterda ngoevgo eelnekne lael ss pino reInnd iwe.orden gevonden, doch die zieh vroeger hier
Aldus heeft de Islam zieh in den Archipel een weg gebaand. Niet door het zwaard,
maar op vredelievende wijze vatte hij wortel, zegt Kern, door overreding, door het
aanknoopen van vriendschaps- en familiebanden tussehen- de geloovigen en de heidenen.
Toen Marco Polo in 1292 Sumatra bezocht, waren de stedenbewoners van Perlak
reeds Mohammedanen, doch de overige inboorlingen van het eiland nog heidenen. In
een halve eeuw maakt-e de leer van Mohammed hier echter snelle vorderingen. De
bekende reiziger van Iben Batuta vond in 1346 te Sumatra op de noordkust in den
sultan'een ijverigen en vromen Moslemschen heerscher en in den aanvang der volgende
eeuw was de geheele bevolking van het rijk Lambri, alsmede dekoning, Mohammedaansch.
Sedert het begin der 15e eeuw hadden zieh aan de noordkust van Java kleine
gemeenten van Muzelmannen gevestigd, gesticht en bestuurd door predikers, die uit
Palembang, het broeinest van het Mohammedanisme, of zelfs uit Mekka hierheen
kwamen. Door wonderdadige genezingen, door huwelijken met inlandsche vrouwen
en het overnemen van taal en zeden der inlanders, wisten zij hun leer te verbreiden.
Zoo werden het Siwaisme en Buddhisme ondermijnd; vorsten en aanzienlijken gingen
.odpe rJdaevna zve.rijwillig tot den Islam over, en vorsten lieten die propaganda toe of bevor-
In 1518 viel het Hindu-rijk van Madjapahit 1) op Java; dit werd niet door overreding,
maar door geweld onderworpen aan de Mohammedanen. Deze gebeurtenis
was het begin van een nieuw tijdperk in de geschiedenis. Spoedig daarop werd ook
de mächtige vorst van Ternate voor den Islam gewonnen, die tevens over
Halmaheira, Ceram, Ambon en Boeroe den sehepter zwaaide, en verder werden Mos-
iemsche rijken gesticht op de Philippinen en Borneo. Op Celebes verkreeg de Islam
geen voet vöör het begin der 17e eeuw, en het had weinig gescheeld, zegt Kern, of
de Makassaren en Boegineezen hadden hun Heidensch geloof voor het Christendom
verwisseld, ‘in plaats van hun keuze te vestigen op de leer van den Profeet van Mekka.
Aldus werd het Hinduisme ondermijnd door de leer van den Profeet, en op het
geloof volgde ook de staatkundige heerschappij. De Islam vereenzelvigde zieh in den
loop der 15e eeuw met den politieken strijd, die op Java woedde, en de door het
lmeeendwaaenzsecnh eg erdijekceenn tdraalaisrveoerodre inH idned up-lraiajktse nv ewrreerzdeenn. te gronde gericht, terwijl MohamDoch
ook de Muzelmannen hielden vast aan het leenstelsel en stelden over de
1) Yolgens de latere onderzoekingen van. Bouffaar. Yroeger nam men het jaar 1488 aan.