De loefbalk is even lang als de kano, waaraan hij door een aantal dünne balken
bevestigd is. De wijze, waarop de buitenste einden van deze balken aan den loefbalk
bevestigd zijn, is zeer zonderling; men kan haar beter begrijpen uit de afbeelding
dan haar met woorden beschrijven. Evenals aan de einden der kano, heeft men
ook aan die dezer balken den vorm van een slangekop gegeven.
De inboorlingen loopen van de kano naar den loefbalk, volkomen op hun gemak.
Zij gaan dikwijls zitten op de balken, waaraan hij bevestigd is, om bij Sterken wind
het vaartuig in evenwicht te houden. Bij vele kano’s wordt op deze balken een
lichte vloer gelegd, waardoor de ruimte van het vaartuig aanmerkelijk vermeerderd
wordt; een dergelijk plat, maar kleiner, steekt dan aan de andere zijde der kano uit.
Op dit plat staan verseheidene roeiers, die het veel gemakkelijker vinden, hun roei-
spanen van hier te bewegen, dan uit de riauwe ruimte der kano zelf.
Het zeil is gemaakt van ströoken van palmbladeren, die door elkander gevlochten
zijn. Als men het niet gebruikt, wordt het gestreken en opgerold, om zoo weinig
mogelijk ruimte in te nemen; ook de mast kan gestreken worden, evenals bij onze
zeilschepen, wanneer zij onder een brug door moeten.
Op dezeifde afbeelding ziet men nog twee andere soorten van Nieuw-Guineesche
kano’s. Deze kano’s worden niet in hetzelfde gedeelte van Nieuw-Guinea aange-
troffen, maar daar de inboorlingen er aanmerkelijke afstanden in afleggen, hebben
wij ze op dezeifde afbeelding voorgesteld, teneinde ze gemakkelijker onderling te
kunnen vergelijken.
Achter de groote kano ziet men een kleinere met een zeil, dat er op een nogal
zonderlinge manier op Staat. Zij heeft geen eigenlijken mast, maar de twee kanten
van het zeil zijn vastgemaakt aan lichte sparren; als nu de inboorling oordeelt, dat
de wind hem günstig is, bevestigt hij de ondereinden dezer sparren in de kano en
bindt aan de boveneinden koorden of touwen, die hij voor en achter vast'bindt. Wij
moeten den lezer opmerkzaam maken op het puntige einde van den cilindrischen
loefbalk. Aan de zijde, die tegenovergesteld is aan den loefbalk, is een klein, van
planken gemaakt plat. Dit plat zelf is biiiten gezicht.
Deze kano is gebouwd bij Kaap-Redscar en heeft, behalve in het aanbrengen van
het zeil, eenige overeenkomst met de vaartuigen, die op Brumer’s-eiland gemaakt
worden. De riemen zijn omtrent twee meter-lang en vrij lomp; er is geen enkele
poging gedaan, om ze te versieren.
Het zonderlingste vaartuig van alle is dat, rechts van de afbeelding. Het lichaam
der kano is gehouwen uit een boomstam, waaraan men eerst aan beide einden den
vorm van een kegel heeft gegeven, waarna hij is üitgehold. Over de beide einden
is stevig een stuk hout bevestigd, verseheidene voeten lang, waardoor de einden
twee holle kegels vormen, waarin het water niet kan binnendringen. Het dol-
boord is ongeveer twee voet hoog en bestaat uit planken, die in de opening der
kano ' sluiten; zij dienen tevens als zetboorden, waarvan de naden behoorlijk gepekt
en Dwe aatefbrdeeicldhitn gzi jonp. de volgende pagina stelt de dubbele kano’s voor, welke gebouwd
zijn uit twee naast elkander gelegde booten, zoodat de eene dienst doet als loefbalk
en de andere als kano.
Beide kano’s zijn voorzien van een dek, om het water er uit te houden; onderling
zijn zij verbonden door een plat, hetwelk buiten beide een weinig uitsteekt. In dit
plat zijn luiken aangebracht, waardoor de bemanning binnen in de vaartuigen kan
komen. Op de afbeelding ziet men op de buitenste kano een man door het luik
komen. Op dit plat is voor den voornaamsten man aan boord een hut gebouwd,
waarop de kapitein van het vaartuig Staat; van deze verheven plaats kan hij zijn
bevelen geven, evenals de kapitein eener stoomboot van de raderkasten of van de
brug tusschen deze. Van deze plaats kan hij ook de richting volgen, die de schildpad
neemt, wanneer zij jacht op dit dier maken.
De wijze, waarop het vaartuig bestuurd wordt, is buitengewoon vernuftig.
De körte mast draait beneden om een spil en kan zoowel voor- als achterwaarts
worden gestreken. Indien het vaartuig onder zeil moet gaan, wordt de mast schuin
gezet en de groote ra er bovenaan bevestigd, zoodat de mast, de ra en het dek dan
een driehoek uitmaken. Als men nu wil wenden, laat meü den mast naar den
aenend earennd ekreann t kooveresr.hellen; de achtersteven wordt dan de boeg, en het vaartuig neemt
Men ziet hieruit, dat zulk een kano even goed voor- als achteruit kan Zeilen en
dat men haar dus aan elk einde kan sturen. Het roer is een zeer lange roeispaan,
omtrent 7 meter lang, van welke lengte het breede einde ongeveer 2X meter inneemt,
terwijl dit 50 ä 60 centimeter breed is. Het hanteeren van zulk een riem is een
vreeselijk werk; bij een stevige bries worden er dan ook verseheidene personen
vereischt, om hem te besturen. Om hen dan ook eenigermate af te lossen, heeft
men verseheidene troepen roeiers, maar zelfs met deze hulp hebben de bestuurders
der kano groote moeite, om haar in den koers te houden; het is bijna zeker, dat
zij door het handvatsel van den stuurriem eenige stevige stooten in de zijden krijgen.
DUBBELE KANO IN EEN STEVIGE KOELTE.
Een plotselinge windvlaag of een groote golf draait somtijds het roer eensklaps met
zulk een kracht om, dat een man er een slag in de zijde mede krijgt en er door
gedood wordt. Niettegenstaande al deze onaangenaamheden behoort het zeilen met
kano’s toch tot de geliefkoosde bezigheden der Fidji’s; zoolang zij aan boord zijn,
zijn zij zoo vroolijk mogelijk; zij zingen liederen, om de roeiers aan te moedigen;
zij geven acht op de golven en waarschuwen er voor, terwijl zij al dit vroolijke
leven verhoogen door op een trom te slaan, indien er toevallig een aan boord is.
Zelfs .als er geen wind is en de kano met de riemen moet worden vooruitgebracht,
als zij in diep water is, of door boomen in ondiepten, doet de bemanning haar werk
in ploegen, die elkander met geregelde tusschenpoozen aflossen ; de rüstenden zingen
liederen en moedigen op deze wijze hen aan, die aan het werk zijn.