III.
Afdeel.
x.
Hoofd*
stuk.
Eenvjyvige.
XXIV.
Ca&us
Titabaia,
Kart ha*
geenfche.
deezen aart, door de Ingezetenen Pitahaije go
nocrod wordende , hetwelk L i n n je u s thans
als een byzondere Soort, met dien bynaam ,
voorgefteld heeft onder de rcgtopftaande en
genoemd
(24) Toortsplant, die overend fiaat en driehoekig
is.
Gedagte Heer merkt *aan , dat dezelve in
Geftalte met de voorgaande overeenkomt, doch
zig overend houdt tot de hoogte van agt of
tien Voeten, maar hooger wordende het Steun-
zei van Boomen noodig heeft , en nogthans
geen Worteltjes op zyde uitgeeft; zo dat het
een van de Kruipende verfchillende Soort moest
zyn. Z y geeft by Nagt een Bloem, die zeer
fchocn is en witachtig, zonder Reuk, een half
Voet breed , met een Kelk van agt Duimen
lang. De V ru g t, die de figuur en grootte
heeft van een Hoender - E y , is geheel hoogrood
en glad, met eenige Kelkblaadjes van bui*
ten b e z e t, van binnen een w it , zoet en eetbaar
Vleefch hebbende , vol van kleine zwarte
glanzige Zaadjes. ,, Kor tel yk zal ik hier nog
„ byvoégen , (zegt hy) dat van alle de Soor-
5, ten van Cerëusfen , welken ik in Amerika
5, gezien heb , de Vrugten eetbaar zyn , doch
3s van
f24) Caïïus ere&us friangularis. Jacq. Amtr. Hiß. i j l .
Ficoides Araericanum f. Cereus ereftus eriftatits , Foliis tri-
angulaiibus profunde canaliculatis. Peuk, Alm, 147, T. 25,
f. 5.
» van weinigen maar, fmaakelyk voor een Eu- III.
„ ropeaan.” Afdeel.
Ik moet aanmerken , dat men hier uit metHo?FD<
oplettendheid, en de reden gebruikende, eenig5™ .
denkbeeld kan maaken', wat de oirzaak ey van
de ondoordringlykheid der Westindifche Bos-”’**
fchagiên. Wanneer men by de Bofchtouwen,
waar van hier voor gefproken is , die den eenen
Boom aan den aDderen Krengden, deeze gedoomde
Slierten vo e g t, inzonderheid de Kruipende
, en in acht neemt, hoe dezelven dik-
wils , by gebrek van Steunzel, digt langs den
Grond loopen, alwaar zy ten halve' o f geheel
met Mos en Ruigte bedekt zyn , waar onder
wederom Slangen en ander Venynig Ongediert
nestelen,* zo begrypt men ligt, dat zy als na-
tuurlyke Voet-Angels en Valftrikken maaken,
gevaarlyker dan die men door Konst vervaard
ig t, en befpeurt het gevolg van het doorreizen
o f doordringen van zodanige Bosfchen
o f Heijen en Woefte Gronden zelfs, zo lang
die niet opgeruimd zyn , ten duidelykfte. Thans
gaa ik tot de Vygplanten over.
* * * * Opuntite. Vygplanten.
0 5 ) Vygplant met Kógelachtig ronde, gedoomde
Leedjes.
monilifQrm
v anKraalachti-
( i j ) C&Uus artrculato * praKfer, Articulis globofcs fpinofisge'
Slomeratis. Melocaftus «r piumnïs globulis &c, Puim, le. ipS.
II. Ds m . v, St u k »