III.
(Afdeel
x ii .
H oofds
tu k .
Schuilzaadige.
Tegenwoordig kent men’er twee Verfcheiden*
' heden van. De eene heeft zeer finaile Bladen ,
op de wyze der Hennipbladeren by vyven op
een Steel groeljende, het middelde langst, van
boven groen , van onderen grys, en geheel ongekarteld.
De Stam is niet zeer dik, de Tak ken
zyn by uitftek taay en buigzaam. Het
draagt Bloemen als gemeld is, paarfch, blaauw
o f wit van Kleur ; doch die de boven fte Lip
dikwils maar in tweeën gedeeld hebben (*}.
Z y groei jen Krans wyze om een Steel, en maa-
ken dus een Aair uit, gelyk ook de Zaaden,
welke naar Pepérkorrels gelyken. In de Oo-
fterfche Landen is ook een Driebladige waargenomen
, zynde, zo men oordeelt, een loutere
fpeeling der Natuur f f ) .
Behalven deeze, die de gewoone Kuifchboom
, j s , komt ’er een voor die grooter is , met
gekartelde Bladen, en deeze groeit zo wel als
de andere in Languedok , volgens G o u a n ,
alwaar men hem de Peperboom noemt. Hy
komt in manier van Vrugtdraaging met de eer-
fte overeen, hebbende Aairen van agt o f negen
rondaehtige Kransjes, en het getal der Bladen
is fomtyds zeven op een Steel. 'Deeze vindt
men by L o b e l , zo wel als den anderen, af-
gebeeld.
Het Zaad van den Kuifchboom , dat men
nog
(*) FABRICII Hort. Helmst. p. 410.
( f J RAUW, Flor. Oriënt, per GRON, 77-
nog heden in de Winkelen heeft, is thans zeer u i.
weinig in gebruik, ’t Gelykt veel naar Keri- Afdrji,;
ander en heeft een bitterachtigen , fcherpen hoofd-
Smaak, zynde in lang zo heet niet als Peper.stuk.
Dus kan het , als een goed Maagmiddel, te-,
gen Opftopping van Winden, Kolyk, Miltzugc
en dergelyke Kwaaien, dienen: maar die voor-
naame Eigenfchap , om welke het Gewas den
naam bekomen zou hebben , is waarfchynlyk
een Verdigtzel, uit misverftand van den Griek-
fchen raam, Agncs , gefprooteD. Wordt het
nog heden van de Kloofterlingen gebruikt, gelyk
fommigen willen, dan kan het zyn , om den
fchyn van Kuifchheid te bewaaren , en onder
dien dekmantel de Wellust bot te vieren :
want men is door Ondervindingen verzekerd,
dat de Minnelost door ’t gebruik van het Zaad
des Kuifchbooras , in vadzige Geftellen, opgewekt
worde , hoewel hetzelve de Geilheid ,
in Menfchen van een heet Geftel, verdooft (* ) .
(a) Kuifchboom met drie■ en vyfvüudige ef- ir.
fenreindige Bladen , de Aairen met ge-t%ffx* ,
gaffelde Trosjes. jjkDds'jladigc.
(*) Triller. Thes. Pharm. Tom. I. 1764. p. IJ9. •
(2) ffjteoe Fol. ternatis qumatdstjue integerrimis, Paniculis
dichotom s. Vitex trifolia minor Indica. Pluk. Alm. 390, T.
205, f. s. Fl. SZ\tyl-. 413. Piperi fimiiis , Frnólus flriarns fd-
rniha, C. B, Pini 412. Lagondium vnlgare. Kü.vph. Amh IV.
p. 4S. T. ig. Caranofi. Hort. Mal. ll.-p. 13. t . 10. Raj.
Hifi. XJ7J. Vitex trifolia minor Indica odorata hortenlis.
Burm. Zeyl. 229, Vitex trifolia Floribus pet Ramos ipar-
fis. ttid. t . 109. burm. Fl. Ind. p. 137.