'Aïd e e l ^ Kappers met Kroontjes - Bloemen, Wyv«»-
xi. ’ de Lancetvormige Bladen, k É o«de-
H oofd- re« Wollig zyn , en agt Meeldraadjes.
stuk.
v. De Takken van deeze Soort zyn Roestkleu-
n J ,rrU£i'rig en ruuwachtiS > de CIaden Lancetvormig ,
Roèstkieu- gedeeld , effenrandig. Hier wordt de Heefter~
rige> achtige Cratceva t’huis gebragt , welke Doktor
B r o w n e op Jamaika waargenomen h e e ft,
hebbende Trosjes van Bloemen in de Oxelen.
vi. (6) Kappers met eenbloemige Steeltjes, blyvende
langwrpig Eyronde, bepaald getrapte}
baarfe. naakte Bladen.
Dit Gewas groeit aan de Kust van Malabar,
alwaar men ’t Baducca noemt, en daar het een
Boompje maakt van byna eens Mans hoogte,
met den Stam ongevaar een Arm dik, wordende
wegens de fraaiheid der Bloemen in de Tuinen
gehouden en Quetbloem van de Hollanders geheten.
Hier toe betrekt men de Laurierblad
dige Kappers , die Boomachtig ïs , met eene
langwerpig Eyronde Vrugt van P l u m i e r ,
en
(s) Capparis Ped. umbeüatis , Fol. perfift. lanceolatis, fub-
tus toriiantoiis , Flor, oéhndris. Am. Ac ad. V. p/39*. Cra-
txva fruticofa &c. Brown» Jam. 247. T. 28. f. 1.
(6 ) CapparU Ped. uaifloris, Fol. perennant. ovato - obloa.
gis , determinate confertis nudis , Capp. inermis Scc. Hort.
Cliff. 204. Capp. alia arboiescens, Lauri foliis Scc. Plum. Ic.
73. f. 2. Bieynia fruticofa Scc. Brown. Jam, 24S. T. 27. f»
2. Baducca. Hort. Mal. VI, p. ioj. T, 57. RAJ, Dendr, 1630.
Bukm. Fl. Ind. lig.
P O L Y A N D R I 237
en de Heejlerachtige Breynia, met kleine ronde III.
Haauwtjes, door B r own e op Jamaika gevon-AFI^ EL*
den. De Bladen zyn wederzyds glad en meest Hoofd-
vari onderen flaauw geaderd. stuk.
( 7 ) Kappers met veelbloemige gehoekte end- vu.
Steeltjes, de Bladen blyvendJlomp ovaal.uphofaf^
Langhaau.
T o t deeze Soort betrekt men de Laurier-wigc.
bladige Kappers met een zeer lange Vrugt van
P l u m i e r , en de Karibifche Boom, met
rondachtige Bladen, die Haauwen draagt met
Pap gevuld, naar een Honden• Schaft gelyken-
d e , van P l u k e n e t , deswegen Cynophallo-
phoros genaamd. Het is de Boom naar de
Acacia gelykende, met enkelde rondachtige
Bladen, en ronde gezwollen Haauwen draagen-
de, wier binnenfte Schil Slymerig en hoogrood
is , hebbende een witte Vezelige Bloem, welken
Sl o a n e in de Bosfchen op Jamaika aan»
trof. De Heer J a c q u i n nam denzelvenop de
Karibifche Eilanden van zeer verffchillende grootte
en gedaante waar, doch altoos iets byzonders,
dat den Kapperen eigen i s , in zyne Geftalte
hebbende. De Bloemen waren zeer welriekende,
(7) Capparis Ped. multifloris terminalibus, Fol. ovalibus
obtufis perennantibu* , Gland. axillaribus, Capp. arboiescens
Lauri foliis. Plum, Ic. 73. f, 1. Breynia fruticofa , fol. oblon-
gis obtuGs. BROWN. Jam. 24«. T. 27. f. 1. Cynophallopbo-
rus. Pluk. Alm. 116. T. 172. f. 4. Acacia: affinis Arbor fi-
liquofa &c. Sloan Jam. i j 3. Hifi. II, p. 59. H.AJ. Dendr.
102. JACQ. Amcr. Hifi, ijs. T. 98.
II. deel. v . Stuk* i I
■ ■