IKmm
]
ipiTl
n m
*§§?$!
, vg-3 i U
y & f l & ;ï
g S& ï
P i I
I I
j^ilf
J/^rC
I "
l i l 1
r :m. 'Afdeel,
vnx.
H oofdstu
k .
Eetrwyvige.
* Zie
$6 T ïenmannïge Heesters.
II. D. II.
Stuk ,
bladz. 603
f Hier
voor bladz, 49i.
O f deeze Plant de Beerendruif van G a l e -
N ü s z y , gelyk Clusiüs zig verbeelde, is
geene zekerheid. Sommigen houden daar voor
een foort van Mispelboom * ; anderen wat anders
f. G alenus zegt , dat dezelve een
laag Heefterachtig Gewas is ,in Pontus o f Klein
Afie groei jende met Bladen van Memecylon ,
•draagende een ronde , roode, op den Smaak
.wrange Vrugt. De Besfen van deeze Soort
zyn inderdaad van eene famentrekkende hoedanigheid
, en komen uit dien hoofde onder de
Geneesmiddelen in aanmerking. Zy worden in
Sweeden nooit gegeten zegt onze Ridder; maar
het Kruid verzamelt men in menigte in de Noor-
delyke deelen , en voert het naar Stokholm,
alwaar het , als de Smak , gebruikt wordt van
de Leertouwers. Sommigen willen , dat het
de Idcea radix van D ioscorides zou z y n ,
waar aan een fterke Samentrekkende kragt toe-
gefchreeven wordt (* ).
In deeze beide Soorten zyn de Besfen niet
veelzaadig, gelyk de Vrugten van den Aardbe-
lie - Boom , maar bevatten alleenlyk v y f Zaadkorrels.
Het fchynt dat de laatfte de zelfde
z y , welke men in Nieuw Jork Bearberry, dat
is Beerenbesfen, volgens C o ld en, tytelt.
C L E T H R A.
D e Kelk in vyven gedeeld, met v y f Bloemblaad
(*) Dalech. HIJl. du Flantes Lyon JSiJ. Livr. II.
Ghap. 3*.
D E C A N D R I A i PI
blaadjes een driedeeligen Stempel en een Zaad- . IIT*
huisje dat driekleppig is , met drie holligheden, vin. **
maakt de byzondere Kenmerken uit. H oofd-
Maar ééne Soort is van dit Geflagt, tptSTU^*
nog toe , met zekerheid bekend ( i ) , die men cuthr*
door C a t e s b y afgebeeld vindt, zeggende, Eisbiadigê*
dat het een Heefter is met Bladen als der Haag-
appelboomen , welke op vogtige plaatfen van
Carolina o f Virginie in ’t Water groeit. Hy
voegt ’er b y , dat dezelve ook het Klimaat van
Engeland in de vrye Lugt verdraagt. De Hoog-
leeraar B u r m a n n u s heeft dit Gewas op
zyn Ed. Buitenplaats, onder veele andere zeldzaam
voorkomende Planten , in de vaste Grond,
alwaar ik het bloeijende gevonden heb , en my
een Takje met Bloemen daar van door zyn Ed,
is medegedeeld.
De byhaam is ontleend van P l ü k e n e -
t i u s , die het Amerikaanfche E lsb la d ig enoemt,
zynde dit mooglyk eene verfcheidenheid: want
de Bladen gelyken , in het gemelde , naar die
der Elzen weinig. Het is, Volgens den Heef
Gr o n o v i u s „ in Virginie een taamelyk
„ hooge Boom met ronde Takken, de Bladen
„ fpits Lancetvormig , gefteeld, de bovenden
„ bree-
( i ) Clethta. Eyst. Nat. XII. Gen. 544. p; 301. Ver. XIII,
Gen, 555. P* 34°. GroN. Virg. 47, 67. DU HAM. Ariti
I. p. 176. T. 71. Miller. Ic. 281. Alnifolia Americana ler-
rati &c. Pluk. Alm. 13. T. 215. f. 1. Catesb. Car, 1. T,-
66. Sel. Vog. II. Band. Pl. 42.
G
II. Dell. v. Stuk,