48 T i e n m a n n i g e H e e s ï e r r
III. met zeVen Haauwen beladen, aan welken nóg
**vmL*meer Haauwen zyn geweest, gelyk 'rit de
H oofö- afgebroken Steelen b ly k t, en aan het Takje
saus. vértoonen zig , naar 5t fchynt, dé merktekens
bi^!nvym van afgeworpen Doorntjes, waar mede het bo-
Venfte digt is bezet. De Kleur van deeze Haamwen
is graauwachtig, bruin en zy zyn digt bezet
met rosfé Doorntjes;,
m. Bofdf^ C3) Guilandiha die den Stam ongedoornd heeft ,
praatjes. de Bladen en gemeenen Bladjleel, van on*
'deren 9 met dubbelde Stekels bezet.
R u m p h i u s ze g t, dat men den Zonderlingen
uaam van Praatjes der Bosfchen geeft aan der-
gelyke Struiken als de voorgemelden; ’t zy om
dat men, in dezelven verWard raakende , niet
met geweld , maar met geduld zig kan ontwarren
, als wanneer al het vloeken, tieren o f raazen,
niet helpt; f t z y , gelyk ik eer zou denken, öm
dat die Gewasfen geen het minfte nnt doen
met al het Geraas, dat de rammelende Nooten
in de Haauwen maaken; eveh zo min als yde-
le Praat o f Beuzelaarye. De laatst befchree-
vene noemt mën de Groote Praatjes, én deeze
tegenwoordige de Kleine Praatjes der Bosfchen;
zynde wel het kleinfte in Géwas van de drie,
doch het haatelykfte. Het flingert zig door
a lfa)
Guilandma Caulc inerrai, Foliis Petiolo primario fub.
«is Acuteis geminis. Nugar Sylvarum, RUMPH, Ami. V. p,
9 4 - T. SO. BURM, Fl. Ind, f , s9>
D e c a n d r i a .
allerley ruigte heen met zyne dunne Ranken , III.
die by den oirfprong der Bladfteelen, van on- Afdeed*
deren, overal twee Haakjes hebben, waar me- Hoofd-
de het zig vasthecht aan de Kleederen o f inden,TÜJi:*
naakten Huid. De Blaadjes zyn fpits Eyrond, .
omtrent een Lid van een Duim lang, by vier,
v y f o f zes paaren groeijende: de Bloemen, fchoon
geel, maaken fierlyke Trosfen o f Aairen en de
Vrugten gelyken wel naar die van de voorgaande
Soorten, maar zyn veel kleiner en geheel ongedoornd
, langwerpige Boontjes bevattende. In
de Strand - Soort hebben de Blóémen een lieffe-
lyken Reuk. De Land-Soort is yler van Loof
en niet minder kwetzende.
R o t a . Wynruit.
Een vyfdeelige K e lk , de Bloemblaadjes hol;
tien Meeldraadjes en een enkele Styl: het Kasje
met tien Honigftippen omringd : doch in fom-
migen alles vier en agt: met een gekwabd Zaadhuisje
: maakt de Kenmerken uit.
Dit Geilagt bevat vier Soorten, als volgt
( i ) Wynruit met femengefielde Bladen, de
zydelingfe Bloemen in vieren gedeeld. Rata.
jjjggraveoltnr.
( i ) Rata Foliis decompofitis , Floribus lateralibus quadri-^en^e‘
fijjis. Syst. Nat. XII» Gen. 517. p. 293, Veg. XIII. Gen. -
ja 3. p. 5 3 1 - Hort. Cliff. Ups. Mat. Mei, R, Lagdbat. 461.
Ruta fylv. major. C. B. Pin. 336. Mor, Hiß. 11. p. J07. S.
j . T , 14. f. 3. ß , Ruta Hortenfis altera. C. B. Pin. 336.
R i j . Hiß. S74. y Ruta Hortenfis latifolia, C, B. Pin. 336,
D