IH. Dit is een Oostindifch Gewas, voerende in
A?x ifL‘ ’c Maleits den naam van Laë ondi en groeijen*
H oofd» de byna overal , doch inzonderheid op Malabar
s tu k . en e]^ers aan de Vaste Kust. Het is de Drie-
xaalizt' bladige Jndifche welriekende tamme Kuifchboom,
*“a ’£' met blaauwe getroste Bloemen, van den Hoog-
leeraar B u e m a m n u s , die Nika genoemd
wordt van de Ceyloneezen. He Ouden hebben
het Negundo geheten. Op Malabar is het een
Heefter van anderhalve Mans langte, op Java
eens Mans langte hoog, opfchietende met ver-
fcheide SteDgen, waar aan Takken komen, die
zeer lang en buigzaam zyn, zo dat fommigen
op de Aarde leggen. De Bladen komen meest
drie , doch ook fomtyds v y f op een Steeltje
voort, en zyn Lancetvormig ovaal, naar agte-
ren verfmallende , gelyk de Bladen van den
Nagelboom , doorgaans op de kanten ongekai_
teM, het middelfte grootst. Trosjes van Bloem-
' pjes , naar die van de Rosmaryn gelykende ,
komen aan ’t end der Takken voort, en daar
op volgen Peperachtige Besfen, fcherp en heet
van Smaak , bevattende eenige harde Zaaden.
Ook geeft het geheele Gewas een Speceryach-
tigeh *Zalf - Reuk van zig, zynde de Bladen tot
verzagting, verwarming en Pynftilling, uitwendig
van ongemeen gebruik in Indie.
Als eene Verfcheidenheid van deeze Soort
wordt aangemerkt, die, welke door den gezegden
Hoogleeraar in Afbeelding gfebragt is onder
• de Geylonfche Planten, en genoemd Driebladige
- - w i