474 D üb b e l b roed e r ïge Hee s t er s^
IH. gedoomde Blaadjes fpitfe blyvende Stop•
'Afdeel. peltjes en enkelde Bloemen, wier Kelken
Hoofd- Schuitachtig geflipt zyn.
STOK.
Tier.MMn- Dit is een Heefter met overhoeks geplaatfte,
H,*e‘ digt groei jende, Wollige Takken; de Blaadjes
rondachtig, fraai, kort en ftompj de Bloemen
enkeld, aan ’t end der Takken, ongefteeld: de
Tanden van den Kelk verbreed tot Itompe
Schuitachtig holronde Slippen; den Kiel van de
Bloem Wollig hebbende.
xyi (16) Aspalathus met gebondelde , Borjlelige,
on gedoomde, Stekelige Blaadjes, en Bloem*
ïagde. hoof dj es.
Deeze Soort fchynt veel overeenkomst te
hebben met de Derde, gelyk ’er ook de zelfde
van S eb a toe betrokken is. De kleine van
B ergios zal hier t’huis jjehooren.
xvn. (17) Aspalathus met gebondelde, Elsvormige ,
Grysachd geftuweelde Bladen , en zydelingfe Biot*
ge. men, die de Vlcig ruigachtig hebben.
D i t
uno Furfto p'urimis, Flore majore luteo. Pltjk. Mant. *s.
T. 414- f 7-
(16) Ai-palailus Fol. Fase. Setace's inertnibus liispidis,
Floribus Capitatis, Genifia Èrhioplca Flore flavo , Foliolss
infiexis &c, Pluk Mant. 88. T. 414. f. 4. SEB. Kat, I. p. 38.
T. 23. t. 6. Aspalathus Capitata humilior. Beug. Caf. apj.
( 17) Aivalaihut Fol. Fase. tomentofb - Sericeis, Flor.; lat#»
ï&übus, Vexillis pubesccntibuS. Maat, ii%,
j D ï A D E L B H l A . 475
Dit is een regtopftaand ltyf Heefter- Ge- III.
was , byna geheel grys met overheekfe Tak- Af®“ u
ken , de Bladen gebondeld , Wollig grys en Hoofd-
fpitsachtig , de Bloemen aan ’t end der Tak-früK*
ken zydelings en ongedeeld hebbende.
zyn geel van Kleur, met eene ruigachtige Vlag
en komen voort uit een Klok vormige ruige
Kelk , met twee Borllelachtige korte Blikjes.
De Tanden van den Kelk zyn Elsvormig, ver
van elkander en korter dan het Kuipje; waar
in deeze Soort voornaatnelyk verfchilt van de
voorgaande, die de Punten of Slippen van den
Kelk viermaal zo lang als het Kuipje heeft,
zegt onze Ridder.
Dat Kaapfche Heefter * Gewas , uit myBzAspaiathut
Verzameling , waar van een gedeelte van den,»,.0^“ *'
Tak., in Fig 2 , op Plaat XXVIII, vertoond^el*|e^ j
wordt, behoort zekerlyk tot dit Geflagt, maar *.
verfchilt, in ’t een of ander opzigt, van alle
de tot dus ver opgegevene SGortcn. Naast
zou het fchynen te komen aan de Aspalathus
parviflora van B er gids, indien dezelve ook
geen ongefteelde Bloempjes had, gelyk de
meeften : en daarom geef ik hier den paam
van Gejleelde aan. Ik heb te meer daar van
in Afbeelding gebruik gemaakt , om dat onder
alle de gemelden maar van één of twee de
Zaadhuisjes fchynen gezien te zyn; als in de
befchryving niet gemeld wordende: terwy] zy
aan mynen Tak, zo wel als de Bloemen, zeer
duidelyk zig openbaaren, zynde fpitfe Haauwt-
II. Deed. v. stus» 3esj