III. A fd e e l .
XI/.
H oofdstuk.
n.
Slpiarium.
JDraadig.
III.
Junecum.
Siesachtig.
(2) Priemkruid met rmwe Takken, de boven*
fte Bladen digt by één, en Draadachtig.
Deezc, ook een Afrikaanfch of Kaapfch Gewas
5 heeft verfpreide Draadachtige Bladen, van
drie Duimen lang, eenkleurig niet de Takken,
die geelachtig groen zyn, De Bloemen maaken
een lange , gladde Aair uit , aan het end der
Takken. De Kelk is eenbladig, in vyven verdeeld,
de Bloem Vlinderachtig en geel, hebbende
tien Meeldraadjes tot een Scheede, die
van vooren gaapt, famengegroeid, met langwerpige
Meelknopjes. Het Vrugtbeginzel was
lang en fmal, plat, met veertien Schepzeltjes
van Zaaden; de Styl opklimmende en glad; de
Stempel geknot en fcheef, Dit alles heeftfde
Heer Bergiüs dus waargenomen.
(2) Priemkruid met ronde Takken, die aan
de toppen Bloem draagen , tegenover elkander;
de Bladen Lancetvormig.
Dee*
(2) Spartium Ramis fcabris, Fol. fuperioribus confartis Fi-
ifornjibus. Spartium Fol. Iparfis Filif, &c. Berg. Cap. 19s.
Spart, Cap. luteum, fol* &c. Pet. Gaz. T. s j. f. 3. Ge-
nifta Afr. Fo!. Linaria: anguftisfimis. Sec. Raj. Dendr. 105,
Larhyroidcs Linaria: folio &c. Pluk. Mant. 114. T. 224.
f. i.
(3) Spartium Ramis oppofiris teretibus apice Floriferis, Fol.
lanceolatis, H. Cliff. 356. H. Ups. sog. R* Lugdh. 370,-
SAUV. Monsp. i o. GoUAN. Mtnsp. 355. GER. P tov. +go»
Gario. Aix. 204. Orient. 215. Spartium atborescens, Sem.
Lenti limilibus. C, B. Pin. 396. Spart. Dioscor. Narbonenfê
8c Hisp, Lob. Icon. 91. Spartium macrolobium. Reit. Sp.
34* T. 33. Genifta Juncea, ]. B. Miß, I, p, 39%. Tqurnf,
Inft. 643 .
Dceze is algcme«. , m de Kruidhoven
kend, onder den naam van Spaanfche Brem, Xir.
jn ’t Franfch Genit d'Efpagne, in 5t Spaanlch Hoofd-
Hiniefu, en , in 't Engelfch SpanUh™-^
Broom. Zy maakt een Gewas van agt or tien iriMt
Voeten hoogte, dat uit een taamelyk dikken
Stam veele dunne groene Rysjes, die rond zyn,
uitgeeft, aan welken hier en daar , zeer en-
keld, Lancetvormige Blaadjes voortkomen; en
Goudgeele Bloemen aan ’t end der Takken,
zo groot en fraay, dat men het dikwils gebruikt
tot verfiering der Bloemhoven. De Zaadpeul-
tjes zyn lang , fmal en plat, bevattende veele
naar Linfen gelykende Zaadjes , doch kleiner.
In kragten komt het overeen met de gemeene
Akker-Brem, doch heeft dezelven fterker. In
Spanje, Frovence , Italië en in de Oolterfche
Landen, is dit Gewas, aan de Wegen , in Haa-
gen en Kreupelbofch , niet ongemeen.
(4J Priemkruid met geftreepte Takken, zydelingfe
Trosfen en Lancetvormige Bladen mum,'
v . Eenzaadig*
Deeze Soort is op drooge Velden in Spanje
waargenomen door C l u s i u s. De Sweedfche
Heer O s b e c k merkt aan, dat dezelve op ’c
Schierm
■m
m p i
ÉS
m
(4) Spartium Ramis ftriatis, Racemis lateralibus, Fol.lan-
ceolatis. Sp. Ram. angul. &c. Hort. Ciiff. 3$6. R. Lugib.
37Q. SAUV. Monsp. 60. 05*. hin. 37. Spartium tertiumFto-
ie albo. C. X Pin. 396. Spart. 3. Hispanicum. CLUS. Hiß.
I. p. 103. Spart. 2. Clus.Hifp. ao*.
II, Deel. v. Stuk.
Kt,