111.
Afdeel,
xiv.
Hoofd •
STUK*
Tien-
mannige.
XII.
Ilermiir.nt,
Levant»
fche.
XIII.
Erinacea,
Sterk gedoomde.
waargenomen. G o u a n befchryftze, als éen
Gewas van twee Voeten hoog, dat grys is ,
met ronde Takken , de onderfte Bladen drievoudig
, de bovenften enkeld hebbende , uit wier
Oxelen drie- o f viérbloemige Steeltjes voortkomen,
met geele Bloemen.
' ( 12 ) Anthyllis die Heefterachtig f i , met drie*
voudige byna gefteelde Bloemen en naakte
Kelken.
Deeze groeit in de Levant, en is , in ’t by-
zonder,op ’t Eiland Kandia, door T o ü r n e -
f o r t waargenomen, hebbende Bladen als van
Vlafchkruid en kleine geele Bloemen. Hy ftelt
bedenkelyk, o f zy ook het Gedoomde Spartium
zy van A l p i n u s . De Kelken zyn naauwlyks
Blaasachtig , doch' de Geftalte komt met de
voorgaande Soort overeen : de Bloemen vier s
op eigen korte Steeltjes. De Takken loopen in
Doornen uit.
( 13 ) Anthyllis die HeefterachtigJs, met en*
kelde Bladen.
Deeze kwam C lüsius overvloedig voor
in
(12) Anthyllis Frut. Fo!. ternatis fubpedunculatis, Calyci-
bus nudis, Dorycniuna Fol. folit. Flor. ad Alas coafertis. H.
Clif. 37®. Barba Jovis Cretica , Linariae folio , Fiere lutesr
parvo. TouRNE. Cor. 44. Barba Jovis Cretica. RIV. Tetrap.
Spartium fpinofara, ALP. Exot. 27. T. 26.
( i }) Anthyllis Frut, fpinofa , Fol. Itmplicibus. Genifts-
Spartium fpinofum, Fol. Lenticulx, Flor. catruleo - purpuras»
centibus. C. B. Pin. 294« Erinacea, CLUS, Hifi. I* P* i®7»
Hisp. 213, Ie. p. *14, .
in ’t Ryk van Valence , tusfchen de Hoofdftad IK.
én Madrit, op Steenachtige plaatfen en langs
de Wegen. Z y groeide geen Voet hoog,Hoofd.
Szynde niettemin een fraay Gewas, doorgaansSTÜ**
geheel beftaande uit een Bosje van Doornen, ^
dewyl de Blaadjes, naar-die der Water-Lin-
fen o f Eende -Kroos gelykende, in ’t kort afvielen.
De Bloemen, als die der Erwten, zegt
h y , uit den blaauwen paarfchachtig5döcfi kleiner
, kwamen altoos, twee o f drie te gelyk,
uit ftekelige ruige Kelkjes voort. De Spanjaarden
noemden het Erizo , als naar een E-
geitje gelykende , weshalve hy ’er den naam
van Erinacea aan gegeven hadt.
E b e n u s .
De Tanden van den Kelk zyn , in dit Ge*
Uagt, zo lang als de Bloem, die geene Wieken
heeft en een enkeld ruig Zaad.
Twee Soorten komen ’er thans in voor, als
volgt.
( 1 ) Ebenus met vyfvoudige Bladen. pjfnut
VV0n1\ SKrtatnicd*ia% -
fchfe
(1) Ebenus Fol. quinatis. Mant. 451. Ebenus. Syst. Nat*
XII. Gen. 89 5 - p. 48o. VtS- XIII, p. J4J. Sp, Plant. II, p.
joyf. Ebenus Cretica, Alp. Exot. 279. T. 278. Pon» Ital.
128, Trifol. Ipieis ovatis villofis, Caule Fruticolb. R. Lugdb.
38o. Anthyllis Fruticofa &c. SAuv. Meth. 237. Cytifus inca*
nus Creticus. C. B. Pin. 390. Barba Jovis Cytifi folio, Fl.
rubello. bark. Kar. is89. T, 377. 8c $13, Lsto affinis alata
8cc. Flus. Alm, 227. T. 67. f. s.
M, Deel. Y. Stus,
1