III. A fd e e l .
XIV.
H oofdstuk.
'Titnm&n-
tti&e.
VIÏI.
Ui‘iyfarunl
Gangeticum.
Bengaalfch
D UBÉ ÉLB ROËDERÏGË H£ÈSTËR8t
op vyfentwintig o f dertig Drachmen, dat is by
de vier Oneen , laatende haar dan nog in een
Aftrekzel van Sennebladen fmelten. De Heer
N i e b u h r vernam te Basfora , dat men dee»
ze Manna omltreeks Ispahan overvloedig op
een ftekelig Heeftergewas inzamelde. Dezelve
beftondt uit kleine ronde geele Greintjes. Men
kon 5er veel van eeten zonder dat zy Afgang
verwekte, en by fchynt tot het denkbeeld over
te hellen, o f zy niet wel de wonderbaare Mam
na der Israëlieten mogte zyn. Men vindtze
’e r , als een Soort van Meel, ook op de Bladen
van andere Boomen verfpreid (*). De Ouden
verbeeldden zig , dat zy als een Daauw van
den Hemel viel.
(8) Hedyfarum met enkelde, Eyronde , ge-
fpitfte Bladen , die geftoppeld zyn.
. De eenbladige Onobrychis, met enkelde glad»
de Haauwtjes, van de Ganges afkomftig, by
P l d k e n e t afgebeeld, geeft aan deeze Soort
den bynaam. Hier toe wordt betrokken het
Ceylonfche Hedyfarum van den Heer J. B ur-
, MAN*
(*) Descript'um i'Arab'n , par M. NiëbUhr. Koppenh. 1773,
p. 128.
(*) Hedyfarum Fol. fimplicibus ovatis actuis Stipulatis. He*
dys. monepbyll. latifolium, Siliculis plurimis Spica longa d‘-
geftis. Burm. Ztyl. 113. T. 4». f. 2. Onobrychis Gangetica
wionophyllos &c. Pluk. Alm, 270, T. so. f. 3. Onobrychis
Zeylanica &c. Raj. Suppl, 453. Fhaseolus montanus. Rumph.
Amb. VI. p. 145. T. 6 6 . BURM. Fl, Ini, p. 164,
5^7
» » > « u s , met enkelde breede: Bladen en vee. ffl.
Ie Haauwtjes in een lange Aair gefchikt. De XIV>
Bladen, h i e r van, gelyken taamelyk naar dievanHoo«.
deLevantfchePerficaria, door I o ü r n e f q r t 1
Uit het Óoften in Europa overgebragt en th an js j*
alom gemeen. Dus behoort ook hier toe de
Berg-Boon van R u m p h i u s , een Strand-Hec-
fter in Oostindie Katjang Goenong genaam ,
vier’ Voeten hoog. groeijende , met paarfche
Bloemen , waar op Haauwtjes volgen, die gewricht
z v n, in ieder Leedje bevattende een
C13) Hedyfarum met enkelde Bladen en Bloem* xm.
Aairen, die bekleed zyn met Blaas achtige, Strobilife«
Hartvormige, ftompe Blikjes. ceyionfch.
Deeze wordt van gedagten Hoogleeraar aan*
gehaald, onder den naam van Ceylonfche Carpi-
ms die Haauwtjes draagt, of een Ceyionfch
Boompje, naar den Haagbeuk *gelykende. Het*zieIItDi.
is in de Flora Zeylanica van L inn^ üs
gebeeld, en wordt ’er een Boom genoemd, die
enkelde, langwerpig Eyronde Bladen h eeft, en
uit derzelver Oxelen zekere Bloem-Aairen als
Pvn- o f Ceder-Appelen uitgeeft, die Berk geblikt
(13) Hedyfarum Fol. fimplicibus, Bra&eis Strobilorum in-
flatis, Cordatis obtufis. Fl. Ziyl. p. U4. N. 289. Tab. 3,
Onobrychis India: Orientalis , Fagi foliis alternis &c. B.AJ.
Suppl. 234. Carpinus Zeylanica Siliculofa *c, BURM. Zeyl,
$4. BURM. Fl. Ind. i6s.