AroiÉ van ^on ontluiken, rood wordende en
xiii. ’ afvallende by derzelver Ondergang,
H oofd- .
s tu k , ( y j Hibiscus met Hartvormige driekwabbige
y. uitgegulpte effenrandige Bladen 3 de Steng
Lcüeach-* Boomachtig geheel enkeld.
tige.
De Bloem van deeze is Lelieachtig by Slo-
ANE, en tevens niet alleen hoogrood, maar van
aanzienlyke grootte. Hy voegt ’er by, dat dezelve
ook Mahot of Mangrove-Tree genoemd
wordt, en dus zou dezelve mede tot de Man-
♦ zie onsgliers behooren *. Derzelver Bast wordt wel
st. bjadz.tot Run of t0C Lederbereiding gebezigd, doch
104,49;.niet tot het maaken van Bindzels en Touwen,
gelyk deeze , in de Franfche Eilanden Mahot
genaamd, waar van het gebruik, ten dien einde
, in de Westindiën algemeen is, en moog.
lyk zyn die Touwen, welken men Vyge - Touwen
noemt, daar van afkomftig.
Rtf* Hibiscus met Eyronde gefpitfie Zaagswys'
Sinen/is. getande Bladen, de Steng Boomachtig.
Roosachtige.
Dc
( s) Hibiscus Fol. Cord, trilobisrépandis intcgerrimis , Caule
Arboreo fimplicisfimo. Malva Arboret Folio rotundo , Flore
Liliaceo. Sloan. Jam. os. Hijl. I. p. $$. T. 134.f. 1,2,3.
(ö) Hibiscus Fol. ovatis, acmninatis, lerratis, Caule Arbo-
reo. Ft. IZt-jl. 250. Alcea Jayanica Atborescens, Flore pleno
rubicundo. Breïn. Cent. 111. T. 56. Flos Festivalis. Rumph.
Jlmb. IV. p. 24. T. 8. Scliem-Pariti. Hert. Mal. II. p.
T . ifi. Ketmia Sinenfis,Fr. fubrotundo, Florep.'cno. Tournf,
Inß, jo». BüRW. Zeyl, 133.
De bynaam van Chineefche Roos komt eige- III.
eer toe aan de Camellia , hier voor befchree- /' FDeEn.1
ven *. De tegenwoordige is . niettemin, ook Ioofd-
een zeer fraay Heefter - Gewas, dat R um STOff«
P H I D S Feestbloem tytelt, volgens den M a le it len ^ '^ ”-
naam * Bonga Ra j a ; zeggende dat het een der T , t. d.
uitmuntendde Bloemen is in Oostindie, vanIII,STÜK»
gedaante als een Ro o s, ’t Gewas, daar dezel-’ " ,J7‘
ve aan groeit, heeft omtrent de grootte van
een Hazelaar, maar een dikker Stam, zegt hy,
gemeenlyk als een Kinder-Arm. Onze Hazelaars
hebbenze wel dikker. De Schors is ruuw
en licht graauw , fappig , laatende zig gemak-
kelyk afichillen. De Takken verdeden zig in
dunne Looten , die naar den Grond hangen,
wegens de zwaarte der Bloemen ; ’t welk gelegenheid
geeft , om ’er Prieelen en Gaande-
ryën mede te bedekken. Daar komen Roode en
Witte van voor, en onder dezelven, wederom,
enkelde en gevulde (* ) . De Enkelde Bloem
is KlokVormig als die der Stokroozen, van vyf
groote Bladeren gemaakt, die van een dunnen
Hals breed uitioopen , en dus , op zig z e lf ,
wei-
(*) Vsriat Fiere plcn» zegt de Ridder; doch zyn Ed. hadt
veel beter gezegd, F aria t Flore albo & rnbro De Kleuri*
weezentlyk een Verfcheidenlieid; de enkeld en dubbeldheid
der Bloemen maar toevallig; gelyk Doktor Hill heeft aan-
getoond. In de Malab. Kruidhof daar zelfs, dat na verloop
van agt Jaaren de enkelde in dubbelde Veranderen Dus blyft
het dan 't zelfde Gewas , dat in de Roode en Witte ver.
(chili.
C c