III.
Afdeel.
xiv.
Hoofd*
stuk.
XXVI.
Arrentea
Verzilverde.
XXVII.
Caiiofa.
Eeltige,
(2 6) Aspalathus met drievoudige fm&lle geftu-
weelde Bladen, enkelde Stoppeltjes die ge-
fpitst zyn , en vcrfpreide Wollige Bloemen.
• Deeze So o rt, die naar den Cytifus gelykt,
komt eenigermaate overeen met de Gefluweelde
van Bergius, hoewel aan dezelve Lancets-
wys’ ovaale Blaadjes worden toegefchreeven,
en geaairde Bloemen. Aan de Takken komen
dezelven by troppen van ze s , agt o f tien, uit
ééne Knop voort , doch aan de Takjes zyn
zy verfpreid en grooter ; allen met een witte
Fluweelachtige Wolligheid bezet.
(27) Aspalathus met drievoudige Elsvormige
gelyke Blaadjes , rondachtige Stoppeltjes
als E e lt, en gladde ge - aairde Bloemen.
Deeze is door Plukenet afgebeeld, onder
den naam van Driebladige Cytifus van de
Kaap, met Genever - Bladen en geele Bloemen
in een gedrongen Aair vergaard. Bergius
heeftze omftandig befchreeven. L innasus
wieh
(26) Aspalathus Fol. trinis Linearibus Serieels, Stipulisfïm-
plicibus mueronatis, Flor. fparfis tomentods. Cytifus Africa-
nus anguftifolius &c. Pluk. Mant. 63. Genifta Afr. Argen»
tea. Fol. minimis Alopecurioides. Heem. A fr . n . Aspalathus
Sericea. Berg. Cap. 212.
(zy ) Aspalathus Fol. trinis Snbnlatis aequalibus , Stipulis
fubrotundis calloGs, Flor. fpicatis glabris. BERG. Cap. 205»
Cytifus trifoliatus Juniperinis folifs &c, PLUK. Mant» 63.
T. 34J. f. +,
^ieo de meeften deezer Afrikaanlche Gewas- IXI* ^
fen, door den Leidfen Hoogleeraar der Kruid- Ff f v.U
kunde, den Heer Daviö van R o y e n , Hoofd»
onder den naam van Achyronice , zo hy zelf
bekent, medegedeeld waren, befchryft deeze dnaT '
als een Heeftertje, dat de Takken, door het
afvallen der Bladen , met ronde Eeltachtige
knobbeltjes, van binnen ruig, befprengdheeft;
de Bladen drievoudig, op een Eeltachtig-Voet-
ftufc , orsgefteeld , Elsvormig Liniaal, naar die
van den Geneverboom gelykende, fpits, glad *
p la t , maar van onderen verhevénrond : losfe
' Aairen aan ’t end der Takken: eenbladigeBlikjes
, die Elsvormig zyn , van langte als de
Kelk, wederzyds aan deszelfs Voet enkeld
geplaatst: de Kelken glad met Elsvormige
Tanden: de Bloemen geel en glad.
(28) Aspalathus met drievoudige Lancetvor- xxviir.
mige ruigachtige Bladen; de Bloemen vyf Levant "
aan een Trosje, de Kelken ruigachtig; de x<&e.
Stengen hoekig regtopfiaande.
t)eeze heeft haare Groeiplaats in de L e vant.
De vermaarde T ournëfort heeft
dezelve onder den naam van Orientaalfche Cytifus
voorgefteld. Dè Steng is Heefterachtig,
regt-
(28) Aspalathus Fol. tërhis Lahcèolatis pubescentïbus, Flor.
Fasciculatis quinis , Calyc. pubescentibus, Cau!, ereftis arf-
gulatis. Mant, 263. Cytifus Oriënt. Flor. amplis glornerati&
Tournf»
Hh 2
I I , Dé é l » V , STtfst
l n
' ' i'f ï
m\
■