lil. C a c t u s , Toortsplant.
A fd e e l»
x> De Kenmerken daar van zyn: een veelbladi-
stuk. ge Bloem ; een Kelk die eenbladig is en ge»
Eenvjy- fchubd » boven het Vrugtbeginzel , dat eene
Belle o f weeke Vrugt wordt met eene Holligheid
en veele Zaaden.
De vier* en-twintig Soorten, hiervan voorkomende
, altemaal Amerikaanfche Heefterach-
tige Gewasfen, zyn verdeeld in vier Rangen ,
die door byzondere naamen onderfcheiden worden,
als volgt.
* EchinomelocaSH. Meloen-Distels.
i. (O Toortsplant , die rondachtig is , gedekt
jMamiiïa. m t Ey ronde gebaarde Knobbels.
sctepeide. Onder den naam van Knobbelige of getepelde
Meloen - Dijiel is deeze in de Openbaare Kruidtuinen
bekend , en fchynt die te zyn, welken
de beroemde Ro e r h a a v e Kleinere Amerikaanfche
Meloen - Dijiel getyteld hadt. De Ne»
derduitfche naam is maar eene vertaaling van
den
( i ) CüS us fubrotundus , te&us tuberculis ovatis barbatis.
Syst. Hat. XII. Gen. 613* p. 3 3». Veg. XIII. Gen. «13. p.
3S2. Hert. Cliff. 181. Ups. 1 19, R, Lugdbat. 278, Echlnö-
Mcloca&us minor la&escens , tuberculis f. mamillis rnajori-
bus, HEUM. Par. 13 6. T. 136. Ficoides f. Melocïólus nu*
miliaris, glabia , Sulcis carens, Fr, fuurn, andique fundens,
PLUK. Alm. 148. T. 29. f. 1. Ficoides f. Ficus AnaericanS
fphxrica tuberculata laclescens, Flore albo. Comm. Hort. I.
p. 103. T. ss. Bradl. Sacc. III. p. n , T. 29, Conf. Me-
loc. minimus lanuginqfus & tuberofur, Plum. Sp. 19» Ie,
201. f» i.
den Griekfchen Melocaiïus> aan deeze Planten ^
gegeven , om dat zy naar een gedoomde Me- x.
loenvrugt gelyken. Het voorzetzel Echinos H o o id -
kan ftrekken om door verdubbeling de Steke-ST™'^ -,
ligheid deezer Gewasfen, als een Egel o f Pen-„;fl, tn
ne-Varken, te kragtiger uit te drukken, o f
ook wegens de Egelachtige geltalte , die de-
zelven van de eigentlyke Toortsplanten on-
derfcheidt.
Deeze Soort is Amerikaanfche, Klootronde,
geknobbelde Melkgeevende Ficoides of Vyg-
plant, met een witte Bloem, van C o m m e -
L ¥ n genoemd geweest. Z y heeft naauwlyks
Sleuven,maar is , in plaats van dien, met groote
Tepels, die Doornen draagen, bezet,en draagt
een roode, puntige Vrugt. De natuurlyke
Groeyplaats is op Rotfen en Klippen in Zuid-
Amerika.
Hier mede fchynt eenige overeenkomst te
hebben, de Zeer kleine Wollige Meloen - Dijiel
o f Vygplant van P l u m i e r , die zagter Doornen
h e e ft, en geheel beftaat uit een Klomp
van Tepelige Knobbels, aan ’t boven-end met
eenige Doorntjes, in Wolligheid, gewapend ,
geevende de Bloempjes en Vrugten , waarfchyn-
ly k , tot de enden van deeze Tepels uit.
( z') Toortsplant die rondachtig i s , met veer• ti.
' , , , CaStus
tien hoeken. Meloen.
Dee»s«r.
Geribde,
(2) CaSÏAs fubrotundus quMuordecim » anguUm Hort.
Cliff.