gefpitfte, Zaagswys’ getande, gladde Bladen,
de bovenften Eyrond. De Takken loopen uit vin.i
ineen trop van gepaarde Steeltjes, die langerHoofp-
dan de tnsfchenwydte der Bladfteelen, leer me-
nigvuldig, verfcheide maaien verdeeld, een dig* ^
te Tuil maaken , van kleine witte welriekende
Bloempjes. Het Zaadhuisje , dat in twee holligheden
vol is van kleine Zaadjes, heeft twee
kromme Hoorntjes, ’s Winters verliest dit Gewas
zyne Takjes. Van deszelfs figuur zal de
Geflagtnaam, een Water - Kruik, Emmer o f iets
dergelyks betekenende, afkomfligzyn. ’s Winters
raakt dit Gewas zyne Takjes kwyt.
C U N o N I A.
De Bloem en Kelk zyn in dit Gcflagt beiden
vyfbladig , met de Stylen langer dan de
Bloem. De Vrugt is een tweehokkig gefpitst
Zaadhuisje, dat veele Zaadjes bevat. . : .
De eenigfle Soort ( 1 ) , aan de Kaap groei- u
jende, is Oojlerdykia genoemd geweest door g«™™*
den Hoogleeraar J. B ö r m a k n u s , ter eereKaapfchc.
van de beroemde Heeren O o s t e r d y k , Va.
der en Zoon. Z y maakt aldaar, zo zyn Ed,
aanmerkt, een grooten Boom,die bruin enruuw
van
f i ) Cunonia. Syst. Nat, XII. Gen. 532. p* 30a». Mg.
XIII. Gen. 336. p. 342. Gofterdykia Flor. fpicatis pentapera-
lis, Fol. oblongis fubincanis ferratis. Burm. Afr, 239. T. 96,
Arbuscula Arbuti alatis foliis Africana. 1’IX'K, Alm, 45. T .
19U f. 4.
G 5