DL
A fdeel.
xiv.
H oofds
tu k .
JTienman
nigs.
gels, met hunne Draadachtige lange Nageltjes
en de Kwabbetjes daar nevens; by e de Kiel,
die een Schuitswyze holte heeft: by ƒ de Kelk,
die byzonder ruig gefteeld is , met zyne v y f
ruige Punten, en de Meeldraadjes daar in ver-:
vat , die , door ’t openen van den Kelk, by g
nader 'aangeweezen zyn , zo wel de negen fa-
xnengegroeide , als hét ééne enkelde daar bo.
ven. De eerstgemelde negen zyn afzonderlyk
by h met hun Lighaam o f Voetftuk vertoond,
en by i ziet men het ruige‘ Vrugtbeginzel en
denStyl, die de weezentlyke hier voor gemelde
byzonderheid heeft, van aan zyn onderfte gedeelte
ook ruig te zyn. Het Pluis der Bladen, door
fterke vergrooting met het Mikroskoop be-
fchouwd, beftaat uit doorfchynende Haairtjefc,
die eenigzins bogtig zyn, niet zeer fcherp gepunt.
1 Uit dit alles ziet men, dat de Vrugtmaaken»
de deelen grootelyks overeenkomftig zyn, en
dat zekerlyk dit myn Gewas het Kenmerk heeft
yan weezentlyk tweebroederige Meeldraadjes,
die niet alle tien zyn vereenigd, gelyk in de
Borboniaas ; weshalve L i n n ^ üs de Lipa*
riaas daar van heeft afgezonderd : hoewel
zyn Ed. zelf aanmerkt, dat zulks nog nader
onderzoek yereifchte in de vier laatfte Soorten
(* ) .
(63 Li-
(*) Mant. ■‘altera, p. zSg.
( 6) Liparia Horibus fubfpicatis, Fol, ovatis s viliofls tonjCE-
Êofiso Veg, XXII»
(■ ö) Liparia met byna geaairde Bloemen en
Eironde Haairig Wollige Bladen. xiv.
Deeze Soort komt , zo de Ridder zegt, de STUK>
voorgaande naby. Het eenigfte onderfcheid zou, Vi».
volgens de bepaaling, daar in beftaan, dat d e ^ J *
Bloemen hier byna ge - aaird zyn. B e r c i ü s ceflu-
zegtze in de zyne een Aair te hebben. De
Top van de myne beftaat uit verfcheide kleine
Takjes, die, ieder op zig zelve met Trop-
jes van Bloemen gekroond, te famen bykans
een Aair uitmaaken. Misfchien zal e r , derhalve
, geen Soortelyk verfchil tusfchen beiden
zyn. De Heer N. L . B u r m a n n ü s merkt
aan , dat ’er een groote verfchillendheid plaats
heeft in deeze Gewasfen (*) , gelyk uit de A f beeldingen
by S e b a met elkander, en met de
myne vergeleeken zeer blykbaar is. Onze Ridder
hadt te vooren daar van een Heefterach-
figen Lotus gemaakt ( 10-
C V T I s o s.
Een Kelk met twee Lippen , de bovenfte
twee- de onderfte drietandig, en een Haauw ,
die aan ’t Grondftuk dunner is , maaken, benevens
de algemeene van deeze Klasfe, de Kenmerken
van dit Geflagt uit. Men kan hier de
Driebladigheid, welke in allen plaats heeft, en
de byzondere Geftalte, by voegen,
y T ie n
(*) Fier. Cap. Prtdr. p.
{■ f) Louis fiuticofus. Syst. Hat. X, **7$♦
I i 4