
III. Men trekt de Bladen als Thee, en den Damp
vmfL daar van ’s mol'gens >n de Oogen ontvangende,
H oofd- wordt het Gezigt hier door verftcrkt en opge.
stuk. helderd t volgens het oude Spreekwoord ('*).
vige™'*' Het dient ook tegen de Vallende Ziekte ,
Hoofd- en andere Stuipachtige Kv/aalen. Het
gcdeftillecrde Water en de O lie , daar van, worden
meest inwendig voorgefchreeven. Het
Aftrekzel van dc Bladen in Azyn of Wyu ,
met Brandewyn en Zout geappliceerd op
zwaare Ontfteekingen o f beginnende Verfier-
vingen , is een der kragdgfte Middelen om
dezelvea te doen verflaan, en zonder Verette-
ring te geneezen: even als dit door de oplegging
van het Kruid, op de Gezwellen van Vrou.
wen Borfien, plaats heeft. Men kan het, zonder
gevaar,uitwendig tot afwending gebruiken,
ip de allerheetftc Ziekten. Het «Zaad wordt als
een Middel tegen de Wormen aangepreezen.
II. r
Ruta
Chalepen*
(* ) Wynruit met meerder famengejlelde Bladen
, de Bloemblaadjes gehaaird.
Aieppifche. -Alle de verfcheidenheden van Wynruit, die
de Bladen, uit verfcheide Steeltjes met Bladen
famengefteld hebben , zyn door den Ridder tot
de zelfde Soort betrokken geweest., Thans
wordt
(*) Nobilis Gst Ruta , quia Lumina reddit acuta.
(z) Ruta Fol. iupradecompofitis , Fetalis ciliatis. Mant. 69.
Ruta Chaiepenfis latifolia, Petalis Villis (catentibus. T ournf.
Jtifll zs7- Eadem anguftifoua. M o r i s , liift. I f, p . ios. S .
5. r. a. f. s.
wordt als een nieuwe voorgefteld de Aieppifche III. ’
van T o u r n e f o h t , die de Bloemblaadjes yJJJ*
vol Haairtjes heeft en breedbladig is , waar toe Hoofd-
de Ridder, als eene verfchcider,heid, de Sinal-STUK'
bladige Aieppifche , met dergelyke Bloemblaad-
jês, van M o r i s o n , betrekt, fidlende dè
Gfoeyplaats in Afrika; doch Aleppo legt in Sy.
rie. >, Zy gelykt zeer naar de Sterkruikende ,
„ fzegt zyn EeL), en is daar van voortgeteeld.
„ De cerfie Bloemen zyn in vyven , de anderen
„ in vieren gedeeld: de Bloemblaadjes holrond,
„ aan den rand gegolfd, gélyk in de gemelde,
„ maar aan den rand gehaaird. De Steng is
,, hooger en de Kwabben van het Zaadhuisje
„ zyn fpits, fiomp. De andere verfchilt door
„ de Bloemblaadjes langer genageld te hebben,
,, en de Kwabben der Zaadhuisjes niet zo ver
„ van elkander a f , gelyk men in de Tuin van
„ Upfal waargenomen heeft.”
Met reden zou men dan ook van de eerfie Uhs/ip».
Soort mogen afzonderen , die Berg- Wynruit^faboa-
met dubbeld gevinds fmalle Bladen, de Bloemen f'chc-
Aairswyze over de eene zyde , de Aairen met
van elkander wykende Trosfen; welke de Heer
L o e f l i n o op de Begraafplaats der Protefiah-
ten te Lisfabon , reeds verdord zynde, gevonden
hadt en omfiandig befchryft, aanmerkende,
„ dat het Zaadhuisje in dezelve meer vierkwabbig
is, met de toppen Stomp gerond; terwyl
„ de‘ Gemeene , zegt h y , die ook op de Ber-
j, gen by Lisfabon groeit, het Zaadhuisje alleen-
•D 4 „ Ivk
I '. Dekt.. v. Stuk.