500 D ü BBEEBROEDERIGE HEESTERS.
III. Ik heb, in myne Verzameling, Takken van
A ^ eku een Kaapfen Heefter,'welke tot deeze Soort
Hoofd* fchynt te behooren. * ’t Is wel waar, dat
s tu k . dezelve aanmerkelyk van de uit het Werk
pmwdtt- van S e b a aangehaalde Afbeeldingen verfchilt,
doch hy komt nader overeen met de befchry-
ving van B e rg i us , die de Borbonia tomen-
tofa, thans hier t’huis gebragt, aldus voor*
üelt.
„ De Steng is Boomachtig; de Takken zyn
„ rond W o llig , met Lidtekens , Kranswyze
„ bezet met T ak jes, die op de zelfde manier
, , wederQm getakt zyn , digt Wollig, Zilver-
, , kleurig Afchgraauw , gebladerd : de Bladen
, , verfpreid , Eyrond , aan beide enden fmal,
„ f p i t s , wederzyds Wollig, ook Zilverkleurig,
r„ glanzig, ongedeeld, menigvuldig, naauwlyks
y, een Duim lang, taamelyk uitgebreid, langer
,, dan de tusfchenwyflten : de Bloemen eeni-
„ germaate geaaird ,. aan ’t end der T a k je s ,
s, ongedeeld , met Bladen omheind: de Kelk
„ eenbladig, byna Pypachtig, W o llig , vyfpun-
,, t ig ; drie Slippen fpits Lancetvormig, de bo-
,, vende, die breeder is, in tweeën gedeeld
,3 hebbende : de Bloem Vlinderachtig, rood?
, , langer dan de Kelk: de Vlag Eyrond, domp,
, , uitgerand,gekield, holrondachtig, uitgebreid:
„ de beide Vleugels Maanvormig, domp, half
„ pylachtig , met Draadachtig fmalle , lange
„ Nageltjes: de Kiel gelykvormig aan de Wie-
„ ken y van boven uitgerand , van onderen in
„ tweeën
- tweeën gedeeld, met twee Draadachtige Na- U t
S> geitjes. Van de tien Meeldraadjes, die in FD B
, de holte van den Kiel verholen leggen, ko-
5> men negen uit één Lighaam voort, en het
” tiende is v r y , geheel daar van afgezonderd.
,, De Meelknopjes zyn rondachtig. Het Vrugt*
n beginzel , dat langwerpig en ruig is , heeft
, , een Elsvormigen Styl, aan ’t onderfte
,, Haairig , zig een weinig verheffende,
„ een ftompen Stempel.”
Myn T a k , waar van een gedeelte in
i , op P l a a t X X IX , vertoond is , j
laager Takjes u i t , die eveneens gekroond zyn
met Bloemen , nu gedroogd nog bruin rood
van Kleur. Hy is digt bezet met eene Zilver-
haairige Wolligheid , zo wel als de onderzyde
en rand der Bladen , doch aan den bovenkant
zyn de Bladen groener , gladder en eenigsdns
bruinachtig geel geboord : welk Boordzel niet
Haairig is. Z y loopen fpits ui t , en hebben
anders eene Eyronde o f Ovaalachtige figuur.
Stoppeltjes hebben zy niet, maar komen voort
uit eene langere digte Haairigheid. Hunne Ribben
, behalve de middel - Rib , zyn door de
Wolligheid naauwlyks zigtbaar. Z y omringen
de Bloemhoofdjes , die menigvuldige Vlinder*
bloemen bevatten, waar van de figuur, afzon*
derlyk , by A vertoond wordt, met aanmer■
kelyke Vergrooting , gelyk ook de deelen van
de Bloem: als by b de Vlag, by e , d , de Vleu*
1 1 3 Sel8s
l ï , d e e l * V. stuk.
i i r .
Afdeel.
XIV.
Hoofd» I
STUK.
Deern* '
iris»
K i l I
g• &g. I1
m m
WÊÈ\
t J S iM
Ë m Ê Ê 11
C
P & w
fc-ïW:
m •f- «B
^ # 1