1 i
III.
A fdeel.
XIV.
H oofdstu
k.
'Tiinmun
VI.
Itobini*
Py^maa.
Dwerg
achtige.
5I4 D u SBELBROBDERi GE HEESTERS.
zaam zyn, ’cr als Bindwilgen gebruik van maa*
ken ; zynde de buitenfte Bast Goudgeel en
glanzig, de binnenfte groen. Menigvuldig komt
dit Gewas by de Stad Tomskoe, op den zo*
genaamden Tafelberg , voort ; maakende vry
groote en ftevige Heefters. De Bloemen zyn
geel en taamelyk groot , komende aan oude
Takken , even als in de Caragana , met de
Bladen , en als tusfehen of in ’t midden der-
zelven , die veelal een kruis maaken, uit ze*
kere Knobbels voort. De Zaadpeulen zyn an»
derhalf Duim lang, een zesde Duims breed,
bruin , glad en hard, bevattende Rolronde
roodachtige Zaaden.
(6) Robinia met enkelde Bloemfieeltjes, de
Bladen hy vieren en ongepeld.
‘ In alle de Siberifche Soorten van dit Ge*
flagt zyn de Zaadblaadjes drievoudig. In
deeze alleen komen aan dezelven Bladerige
Lancetswyze Stoppeltjes voor. Uit een Wortel,
die in de Grond kruipt, en byna van Smaak
is als Zoethout, fpruit dit' Heeftertje, meestal
een Voet , fomtyds een El le, en ook wel
twee Ellen hoog, hebbende, in de weeligften,
een Stammetje van een Pink dik, met een
groenachtig Goudglanzige Schors, zig in dunne
RySjes verdeelende. Smalle ftompe Blaadjes
ko«
(6) R'cinU P r f. limplicibus , Pol. quaternatis fesfilibus.
Hort. Ups. z i r Aspalathus Frutescens minor anguftifolius,
Ctiticc Amc.«» Amm* R»tb. N. T» 3U
komen by bosjes van drie, vier, en fomtyds III*
tot agt toe, hier en daaruit de 1 akken voort, X1V-
waar onder drie Doorntjes zitten, van een Hoofd-
Kwartier Duims lang > vinnig fteekende en,TUK*
witachtig , tusfehen welken een B lo em ( le e ltje^ c4“‘
met een geel Bloemetje , waar op een Zaad-
peultje volgt, dat ryp wordende fplyt en om-
krült, Hortende de Zaaden uit.
De eze, zo wel als de drie voorige Soorten,
Verfiert de dorre Velden van Siberie. Men vindt
ser een aanmerkelyke verandering in , zo de
Heer A m m a n aanmerkt : want in jongere
Plantjes van deeze Soort zyn de Bladen wee-
zentlyk gevind , en na het afvallen der Vin-
blaadjes blyven de Ribben o f Bladfteeltjes o.
ver, die zig in ’t volgende Jaar als Doorntjes
vertoonen.
C O L U T E A,
Een dik gezwollen blaasachtige Haauw, die
door de rypwording aan de bovenzyde open
barst, maakt de byzondere Kenmerken van dit
Geflagt uit.
Het bevat drie Soorten, waar van de eerfte
Boomachtig, de tweede Heefterachtig, de derde
Kruidig genoemd wordt, des het gevoeglykst
hier behoorde.
( i ) Colutéa die Boomachtig i s , met Jlomp T
Hartvormige Bladen. Dit
( i ) Colutéa Atborea Foliis obcordatis. Syst, Hat. XII.Gen* jjoomach-
K k a *8°. tig«.