*95 T weemagtice Heesters..
M a r t ï h h .
H oofd- ^eflagt heeft een vyfdeeligen Kelk; een
stuk. Smoelachtige -Bloem ; een Zaadhuisje dat Hout
s tju ii. tig is , met een Bast en een Haakige Snuit ,
Baa ,ge‘ driehollig, tweekleppig.
Drie Soorten worden thans van hetzelve opgegeven,
als volgt.
r r. (O Martynia met een enkelde Steng en Zadgs-
wys' getande Bladen.
’ Overblyyendc.
Deeze door L i n n j f . u s in de Cliffortfche
Tuinbefchryving , als ook door E hret in
Afbeelding gebragt , is een Heellerachtig Ge-
was, met ronde rimpelige Bladen, den Wortel
getand hebbende met fpitfe Knobbeltjes en
eene blaauwe Bloem; groeijende omltreeksKar-
thagena in Amerika.
, , IT- . C2) Martynia met een Takkigè Steng en hoe- Martyma , . . , , > ö o
jLnnu* k ig e ongekartelde B la d en .
Jaailykfc.
Deeze, van VeraCruz in Amerika afkomftig,
is
( 1) -Martynia Cau!* fimplici Foliis fèrratis. Syst. Nat XII.
Gen. 753. p. 412. Veg. XIII. Gen, 753. p. 467, Martynia
Foliis fèrratis. Hert. Cliff. 322. T. ig. Mart, pcrennis Sec.
F hrft Pici. IX. f. 1.
(2) Martynia Caulp. Ramofo, Fol. integerrimis angulatis,
Fa ir . Hetmfl. 240. Mart. C. F.amofo , Fol. cordato- ovatis,
P'lofis. Mi l l . Ie. T. 2g s. Mart. Fol. dentatis. H. Cliff. 312,
Mart, annua &c< Eh se t . P iS . I. f. 1. Mar t. Cent. T. 42,
Martynia Caule , Petiolisqae fiftulofis , Floribns bibraóleatis,
fiouAN Monsp, 303. Craniolaria. Loeïl, It, 225*
D I D Y N A M I A. 2 9 7
is een Jaarlykfe of Zaay - Plant, die zig zo Hl.
gemakkelyk vermenigvuldigt , dat menze ookAr° ^ 1"
in de Akkers, by den Koninglyken Tuin teH oofd-
Montpellier , aantreft , zo dat zy aldaar als m-STUK-
landfch is geworden. Zy heefteen ru ig e S ten g ,^ ^ / *
met Hartvormige lang gelteelde Bladen , en
witte Bloemen, als ’t ware in vyven verdeeld ;
zynde de twee bovenfte Slippen met paarfcbe
Stippen getekend , zo wel als de twee onderben
, doch de middelfte van de laatften met zes
o f zeven Saffraankleurige Streepen. Als men
$an den Stempel raakt, fluit hy zig : de Bloemen
zyn van buiten ftekelig; de Kelken drie-
kwabbig , en hebben ovaale o f Elsvormige
Blikjes. Van binnen is een blyk van een vyfde
Meeldraadje, gelyk in de voorigen.
Het zonderlingfte is de Vrugt, welke in een
haakige Snuit uitloopt, die, van éénfplytende,
’er de geftalte van Bokshoornen aan g e e ft ,
welken naam het Gewas daarom ook by fommi-
gen voert. F a b r i c i u s w il, dat de geheele
Vrugt eenïgermaate naar den Kop van het Oost-
indifhh Hoorn - Varken , Babyrousfa genaamd ,
zou gelykep. De kundige Heer S c h m i e d e l
noemt het deswegen Proboscidea: want het gene
zyn Ed. zo fraay in Afbeelding gebragt en
zo omftandig in alle zyne deelen befchreeven
h e e ft, hoewel in eenige byzonderheden ver-
fchillende, kan, myns oordeels, tot geen ande'r
Geflagt behooren (*). (3 ) Mar-
X*) Vid. Schmied, Icon. Plant. Norimb. 1752« Tab. XII.
T 5
U. Deel. V, Stuk,