in. H U D $ O N I A.
Afdeel.
, , IX* Dit Geflapt heeft een vyfbladigen Pypachti-
s tu k . gen Kelk , zonder .bloemkrans, met vyftien
Een-wy. Meeldraadjes en een enkelen Styl , waar van
het Vrugtbeginzel een Zaadhuisje met ééne
Holligheid wordt , dat driekleppig is en drie
Zaaden bevat.
j. De eenigfte Soort ( i ) , hier van bekend ,
Ericlidit w0r<^t geacbt te zyn het Heyachtig Virginijch
Heyachti- Heejlertje met kleine Bloemen en een lang-
?e* ■ werpig in drieën verdeeld Zaadhuisje van Plu-
k e n e t : weshalve ook deeze den bynaam van
Heyachtige voert. Het is een Heefter, die de
gehalte van Heide heeft * zegt onze Ridder,
met Draadvormige verfpreide Takjes en Naalds-
wyze ruige Blaadjes. De Bloemfleeltjes , uk
Bladerige Knoppen voortkomende, zyn enkeld,
langer dan de Bladen, met regtopftaande Wollige
Kelken.
N i t r a r i a. Salpeter * Struik,
Een vyfbladige Bloem , de Blaadjes aan ’t
end gewelfd hebbende , met den Kelk in vy-
ven gedeeld en vyftien Meeldraadjes : de VrugE
een eenzaadige Befle: maakt de byzondere
Kenmerken van dit Geflagt uit.
De eenighe Soort ( i ) , aan Zout - Moerasfen
ÈJitrarlq ïn
S ’-b o fr i.
Siberifche. Hudfonia. S.yst. A’a f. XII. M a n t . 74- Syst. N a t . K eg*
XIII. Gen. 1263. p. 370. Ericsfoimis Suffrutex Viigiaianus,
Floribus exiguis &c. PLUK» M a n t. SS,
(1) Nitraria. Syst. Nat. XII, Gen. tfoi, p, 317. Pig. XIII.
Gen
ïn Siberie groeijende , en derhalve als met Sal- III.
peter bezwangerd, werdt Cafia met een zwarteh*f**L‘
j/ ’fiigt getyteld van den vermaarden G me l i n ,Hoofd-
die haar befchryft als een Heehertje, dat zel-STUK*
den een Elle hoog wordt, met verfcheide Hou-nt^*n0£y‘
tige Steden , wit van Bast : zo dat dikwils
twintig en meer Takken uit éénen Wortel zig
in ’t ronde verfpreiden , maakende dus één
Gewas een Bofchje uit. De Takken zyn by
troppen bezet met kleine Blaadjes, ongevaar
een half Duim lang, Lancetvormig, van een
zouten Smaak. De Takjes loopen aan ’t end
als in Doornen uit. De Besfen hangen ’er
Troswyze, gelyk die der Nagtfchade, van v y f
tot vyftien by elkander aan , en zyn grootcr
dan die der Berberisfen, van Smaak, zegt h y ,
zo zoet als Kerfen. De fraaije Afbeelding van
dit Gewas, door S t e l l e r ü s getekend , is
door dien Kruidkenner aan ’t licht gegeven. •
L i n n zeu s hadt het bevoorens Osyris met
ftompe Bladen getyteld. Het groeit aan de
Wolga , by Astrachan en elders in Siberie.
Door DoktorScho b e r us eerst ontdektzyn~
de, voert het daar van den bynaam.
De fchrandere Hoogleeraar Pallas , op
zynen onlangfen Reistogt dopr de Landen omflreeks
Gen. 602. p. 370, AH. Nav. Pitrop, VII. p, 315. T. ïo.
Murr. Gott. p, 191. f. 2. Ofyris Fol. obtuüs. Hort. Ups,
195. Gmel. Sib. II. p, 937. T. jS, Cafia Fru&u nigro,
AMM» R u th . z s s .
I 5