III. Afdeel.
XIV.
H oofdstuk.
1Tienman-
>Ze'
Liir;
Corn u tu rx.
Gehoornd,
Dit is een Oostindifch Gewas , door den
Hoogleeraar N. L. Burmannus in Afbeelding
gebragt en befchreeven als Heefterachtig
e , Houtige Takken hebbende, met Lancets-
wys’ ovaale Blaadjes, oneffen gevind, en fpit-
fe Stoppeltjes, geevende een groote Aair uit,
wel een Voet lang , van Bloemen wier Steeltjes
krom en fterk gehaaird zyn, waar van de
Bynaam, en rondachtige kromme Haauwtjes.
(.53) Hedyfarum met gevinde /malle Blaadjes,
gladde eenzaadige Haauwtjes, en blyvende
Doornachtige Steeltjes; de Steng Heef ter •
achtig.
Deeze , in Armenie door den beroemden
T ournefort gevonden , en door hem af-
geheeld , maakte een Struwèl van een Voet
hoog en twee o f drie Voeten breedte , zeer
naar.die van den Boksdoorn gelyfeende, hebbende
Houtigp Stengen van een Duim dik. De
Takken liepen in Stekels o f Doornen ujt , en
waren bezet met gevinde Bladen, tot zeven of
negen aan een Steeltje. Het bovenfte van de
Stekels droeg paarfchachtige Vlinderblóempjes,
van eene zonderlinge figuur,
I N'
($3) ’Hedyfarum Fol.fpinnatis Linearibus, legum, monos-
permis Ixvibus, Pedunculis perfiftenti - fpinofis , Caule Fniti.
cbfo. Onobrychis Orieatalis frutesc. fpinofa, Tragacamhs facie,
Tournf, Cor, 2$, h , II. p. T, los.
I n d i g o f e r a . Indigo. III.
A fdeel»
De Kenmerken zyn , eenwydgaapendeKelk:
de Kiel der Bloemen wederzyds mee een EIs-STUK>
vormige uitgeftrekte Spoor. Het Zaadhuisje Decan.
overal even breed.
In dit Geflagt, dat zynen naam van ééne
Soort, die d‘e Indigo uitlevert, heeft, zyn thans
veertien Soorten, altemaal uitheemfche,begree-
pen, waar van eenigen tot de Heefters behoo-
ren, als volgt, .
(1^) Indigo met enkelde Lancetvormige geflu- l
weelde Bladen , ongejleelde Aairen de
r*' Steng Heef ter achtig. Gefluwed-
Deeze op Zandige, vogtige, Bergachtige Velden
aan de Kaap voortkomende, is Heefterachtig
met dunne ruuwe Stengen , vol Lidteken-
tjes, en gebladerde Takjes. De Blaadjes zyn
enkeld ovaalachtig, digt geplaatst, als wit Fluweel
, fomtyds den rand gekleurd hebbende. Aan
’t end komt een ongedeelde, Eyronde, ruige
Aair voort, wier Bloemen den Kiel korter dan
de overige Bloemblaadjes, donker paarfch, langer
genageld , en wederzyds met een Spoor
hebben. Hier door wordt dit Gewas van de
Gefluweelde Liparia onderfcheiden, welke een
Bultje aan den Kiel heeft, in plaats van deeze
Spoor. (8) In-
(1) Indigofera Fol. fimpücibus lanceolatis Sericeis , Spicis
fesfilibus , Caule Fiuticofo. Syst. Nat. XII. Gen. 8Ss- p.
496. feg. XIII. p. J63. Mant. 271.