A fdeel. G ew a s » dat Hïooglyk maar een Verfcheidenheid
'xiu zal zyn van de voorgaanden ; hoewel het de
H oofd- Bladen zeer ruig en Wollig heeft, en ’er door
de ovaale Blaadjes, tusfchen de Bloemen, wee-
zentlyk in Soort van fchynt te verfchillen.
vi. (6 ) Lantana met twee- en drievoudige, Lancao
rat di* cetswys’ ovaale Bladen, de Steng onge-
■ vveliieken- do.rnd.
U$<
Deeze Soort, die Welriekende is, heeft de
Bladen byna ongedeeld en Kegelvormige Hoofd-
jes Kroontjeswyze geplaatst : de Bloemen zyn
wit, de Blikjes, daar tusfchen, Lancetvormig;
de Bladen derk gerimpeld met eenige Wolligheid.
vu. ( 7) Lantana met gepaarde Bladen, de Steng
TakkiS èedoornd > ‘Aairen half Kloot-
Gedoom- rond,
de.
D e e ze , in de Kruidhoven bekend, is wegens
haa-
(6) Lantana Fol. opp. ternisque lanceolato-elüpticis. Cau-
le inermi; Lantana Aromatica Fol. ternis oppoïïrisque fub-
lesfilibus , Capitulis Conicis in Umbellara coaftis. Roven
Msf. Viburnum Sabiae folio , Flor. albis, Herm. Prcir.
3S4 -
(7) Lantana Fol. opp. Caule aculeato - ratnofo , Spiets
hemifphsricis. Mant. 419. Lant. Fol. oppolitis , petiolatis,
Canle aculeato. H. Clip. 49S. H. Ups. 380. R, Lugdbat.
J90. Myrobatindum Viburnifol. fpinofum . Flor. coccineis.
Vaill. AU. 1722, p. 276. Vib. Amer. odoratum , Urticse
foliis latiotibus , fpinofum, Floribus miniatis. iU/K, Alm,
38S' T. 233. f. j .
haare hoogroode Bloemen jaanzienlyk. Zy heeft HL
een hooge , Stekelige Steng , op de hoeken A™EEL‘
met korte Doorntjes; de Bladen Eyrond, van Hooed-
agteren fpits , gedeeld en ruuw Twee halfSTUK-
Klootronde Aairen, met kleine afvallende Blik
jes daar tusfchen, daan tegenover malkander.
In de Kleur der Bloemen heeft ook eenig ver-
fchil plaats , zynde' die in de jongen geel, in
de ouden rood. De Woonplaats is insgelyks
in Zuid - Amerika.
(8_) Lantana met gepaarde byna ongejleelde ^VIIr*
Bladen en getroste Bloemen. Saivifoiu.
Saliebladi.
Deeze is de Afrikaanfche Heeder, met ge-ge-
paarde fmalle Salie - Bladen en ruige Bloemen,
van H e r m a n n ü s . Hier zyn twee ovaalachtige
Stoppeltjes , welken de overigen niet
hebben. De Bladen zyn Lantetvormig, derk
gerimpeld , geaderd, Wollig. Aan ’t end der
Takken komt een Bloemtros voort, uit Bloemen
bedaande , die Cylindrifch, Wollig, van
binnen Bloedkleurig zyn, met een zeer korten
rand. De Vrugt tot nog toe onbekend zynde,
kan men met zekerheid niet bepaalen , waar
hy t ’huis behoore.
(9) Lantana met overhoekfe ongejleelde Bla- IX.
den, de Bloemen enkeld. On- f.axtan*
-djricana+
(%) Lantana Fo!. oppoiitis fubfesfilibus, Floribus RacMüo.^fr‘kaanlc*
lis. Frutex Afficanus, Fol. coujugatis Salviae anguftis,Floribus
fairfutis. Herm Afr. 10.
(9) Lantana Foliis alternis fesGlibus, Floribus folitariis.
Hort,
U. Dist* V. STUK,