A fdeel de ^witzerfche Alpen en Pyreneen, alwaar
x. het een laage Heefter is. Het voornaamfte
H oofd- verfchil beftaat daar in , dat de Tanden van
gTy / v y den Kelk korter dan hec p ypje zyn. Ook is
vist. 1 de Bloem aan de Heeren H a l l e r en J a c -
Q ü i n tweewyvig voorgekomen.
vi. (6) Mispelboom die ongedoornd is met lang.
c5 $ Eyronde , gladde , getande Jpits-
Kanada- achtige Bladen.
fche. °
Deeze heeft die zelfde eigenfchap , van in
de jongheid Wollig, in de volwasfenheid glad
te zyn van Loo f, gelyk de twee voorgaande.
De Bloemen zyn hier in langwerpige Trosfen
vergaard. De bynaam duidt de Groeyplaats
aan.
vu. (7) Mispelboom , die ongedoornd is, met ge*
o»*«««- heel effenrandige Eyronde Bladen.
Auigbiadi- Volgens C l u s i u s is de Chamce - Mespilus
o f Laage Mispel van G e s n e u u s , welke
deeze Soort uitmaakt, niet alleen op alle Alpen,
maar ook op fommige Bergen naby Wee.
nen,
(6) Mespilus inermis , Fölüs ovato - oblongis glabris fèrra»
tis acutiusculis. f'ig. XIII. Mesp. Pol. fubtus glabris, obverfe
ovatis. GRON. Virg. 54« II. p. 76.
(7) Mespilus inermis, Fol. ovatis integerrimis fubtus to-
mentofis. Veg. XIII. H. Cliffi iS ,. Fl. Suec. 403, 43g. R.
Lugdbat. 271. HALL. Helv. 352. Cotoneafter Fol. rotunda
non ferrato, G. B. Pin. 452. Cham* - Mespilus Gesneri.
Clvs. Hiß. I. p, 60. Pann, *3, Chams-Mesp. Cordi, c ,
B. Pin. 452.
r
Üen, zeer gemeen. Deszelfs Gewas bereikt III.
twee Ellen, één Elle en fomtyds minder hoog-
te , beftaande uit buigzaame Takken of Ry s , Hoofd.
met eene zwarte Schors. Hetzelve heeft deSTUK*
Bladen veel naar die der Kwee - Boomen gely- Pmtaijr
kende, maar kleiner en dikker, van boven
groen, van onderen met eene witte Wolligheid
b e z e t, groeijende overhoeks. De Bloempjes
zyn groenachtig, by drie o f vieren getrost, en
leveren vervolgens een ronde Vrugt ui t , van
grootte als Myrten- o f liever Haagedoorn-
Besfen, die van buiten rood is , in een Spon-
gieus Vleefch v y f Steentjes bevattende De
Bloemen (wordt thans gezegd,) komen zyde-
lings in deeze Soort: zy zyn korter dan de
Bladen en hangen nederwaards. Deeze Mispel
groeit ook op Klippige Gebergten in Switzer-
land en in Sweeden.
T e t r a g o n i a . Vierhoek• Plant.
Een Kelk in vieren o f vyven gedeeld, zonder
Bloemblaadjes ; waar van het onderüe gedeelte
een Pruimvrugt wordt, die vier o f vyf-
hoekig i s , met vier o f v y f holligheden , zyn
de byzondere Kenmerken van dit Geflagt ,
dat twee Soorten , beiden uit Afrika afkom-
ftig, bevat.
O ) Vierhoek-Plant met lange finalle Bladen. r
De TetragdniU
Fruticeja.
(x) Tetragoma Foliis linearibus. 'Sj/sK Nat♦ XIL Gen. 617. Heeftcrachtige#
p
SI» Deel. v. stub.