III.
Afdeel.
XIV.
H oofd
s tu k .
Tienman-
füge.
VIT.
Thymifiba.
Thymbla«
dige.
VTII.
Ericifolsa.
Heybladi-
|C.
Deeze heeft de Steng Heefterachtig, met
een bruine barftige Schors, de uiterfte Takjes
Wollig; de Blaadjes komen by vyven voort,
en zyn witachtig gefluweeld. Aan ’t end der
Takken zyn verfcheide Bondeltjes van Wollige
witte Bloempjes, met een rujgen Kelk.
De gedagte Bondeltjes of Bloemhoofdjes zyn
gefteeld.
('7) Aspalathus met gebondelde Elsvormige on•
gedoomde gladde Blaadjes , die zeer kort
zyn, en over hoekje Bloemen♦
Deeze is van Pluk en eti us afgebeeld,
onder den naam van zeer kleine Ethiopifch'e
Brem , met giinfterende gladde Blaadjes, als
van Thym, digt by een.
(8) Aspalathus met gebondelde /malle onge-
doomde ruige Blaadjes , overhoekfe Bloeden
en Jmalle Kelken.
Dit is een zeer ruig, ongemeen Takkig Heestertje
, met kleine fmalle Blaadjes; de Bloemen
zydelings, naauwlyks langer dan de Bladen,
hebbende, met een Haairige Vlag.
(9) As-
( j ) Aspalathus Fol. Fascic. fub - inermibus glabris brevis*
Smis, Flor. altérnis, Genifta minima .SLthiopica Fol. Thymi
CQnfertis &c. Pluk. Mant. gg. T. 413, f„ 1.
(*) Aspalathus Fol. Fascic. Linearibus inermibus hirfutis,
Floribus alternis, Calycibus linearibus. Bekg. Cap. 20$. Gefta
Ethiopica non ipinofa &c, Plu s . Manu ss. T. 413. f. t.
{9) Aspalathus met gebondelde fmalle ftomp- M*
achtige Blaadjes , de Bloemen Hoafaswys yrxlyt
geaaird en ruigachtig. Hoofd-
° RTUK.
Deeze, gelyk alle de voorgaande op ’t Zuid- IX
end van Afrika groei jende, is een zeer Takki
ge Heefter met een Steng van drie Voeten
hoog, de Takjes fomtyds ruigachtig, met digt
geplaatfte Wollige Knopjes, de Bladen gebon-
deld , zeer klein , fmal en ftomp hebbende ,
die glad zyri of ruigachtig en door ’t droogeft
zwart worden. De Bloemen komen , aan 't
ebd dér Takken, in Hoofdjes of Aairen voort,
en zyn ongefteeld , de Kelk ruig , met twee
fmalle Blikjes , zo wel als de Bloemblaadjes,
die gèel zyn.
^10) Aspalathus met gebondelde , rondachtige, 1.
ftompe Blaadjes , de Kelken eenigermaate ycjg g £
ruig en Jpits, de Bloemen glad.
Deeze heeft een zeer Takkige Steng van
drie Voeten, die naakt is, met bondeltjes van
vier tot zeven Rolrondachtige, Vleezige, kromme
, gladde ftorope Blaadjes. Aan t end der
Takken komen Kroontjes voort , van vier tot
zes Bloemen , met zeer korte Steeltjes. De
Kelk
{9) Aspalathus Vol. Fa*èic. Liaeaiibu* obiufiuscalis, Flor»
fiap’tato-Spicatis Dubescentibus. Mant. 262.
fiO) Aspalathus Fol Fase. teretiusculis obtufis, Cal. fubptt«
liescentibus aeutis, Corolli® glabris. Munt. 261. SjtirrS. Cap. 20S.
Gg 4
H, Cfit. V. $*«*♦