in. Afdeel.
XII.
H oofdstuk.
XII.
Radi ata.
Gelhaalde.
XIII.
Radicans.
Wortelen»
<Je.
( l a ) Bignonia met gevingerde Bladen, de
Blaadjes Vinsvfyze verdeeld.
Van deeze, die in Peru natuurlyk groeit,
geeft Pater F e n i L L é E de befchryving, zeggende
, dat hy dezelve , wegens haare fchoon-
heid, in Afbeelding hadt gebragt. Haar Wortel
geleek naar dien der Radyzen : de Steng
gaf, ter hoogte van drie Duimen, verfcheide
lange Bladfteelen uit, fommigen byna een Voet
lang, met fierlyk verdeelde Bladen, fraayerdan
die van de Beerenklaauw o f Kruisdiftel, en als
de Vingers van een Hand uitgebreid of Sters-
wyze in negenen verdeeld. Voorts geeft de
gemelde Steng Steelen uit metTrosfen van Bloemen
, die groot, van figuur als in de andere
Soorten, en bleek geel zyn, twee Duimen lang.
(13) Bignonia ?net gevinde Bladen, de Blaadjes
ingefneeden ; de Steng met gewortelde
Knietjes.
Tot
( ir ) Bignonia Fol. digitatis, Foliolis pinnatifidis. Bignonia
Flore luteo , Fok radiatis el*g. disfe&is. FtUlLL. Peruv. II.
p . 7 3 1 . T . 22.
(13) Bignonia Fo'. p'nnatis, Foliolis incifis, Caule genicu-
lis radicstis. Hort. Cliff. 217. H. Ups. 17*. GRON, Virg.
73. MlLL. lc. 43. T. 6;. Pfeudo Gelfeitiinütn Siüquofum.
R it . Mon. 101. Pfeudo - Apocynum Htderaceura Amer Mor.
Jii/i- III. p. 6 ii. s. is. T. 3. f. I. Gels. Hed. Indicum.
Corn. Can. 102. T. 103. fi, Bignonia Fraxini Foliis cocci-
neo Flore minore. CAT&sA. Car. I. p, 6s. SEHG.m, Vog.
II. Band.
Tot deeze, die de Amerikaanfche Basterd- Hl.
Hondendood met eene Pypachtige roode Bloem Ar£1‘;EL*
en Esfchen - Bladen, door M or is o n genoemd Hooró-
was , zynde de Kijfachtige Indifche JaswynSTlJKm
vanCoRNt iTus, wordt t’huis gebragt de Big-
nonia met Esfchenbladen en een kleinere hoog-
roode Bloem van C a t e s b y j waar van het
Sap ook Vergiftig werdt geacht te zyn , zo
C L A Y T o N meldt. Evenwel wordt aangemerkt,
dat de Kolibrietjes en andere Honigzuigertjes
het Sap der Bloemen beminnen ; zo dat men die
dikwils daar op vangt, ’t Gewas, dat men, wegens
de figuur der Bloemen , Trompetboom
noemt, klimt by de Stammen der Boomen o p ,
die dikwils byna geheel bedekt zyn met deszelfs
Loof. De Zaadpeulen hebben de langte van
agt Duimen, bevattende veele platte gewiekte
Zaaden.
O 4 ) Bignonia met gevinde Bladen, de Blaad- x iy .
jes Zaagswyd getand ; de Steng regt op- sf f f oni*
fiaande en ftevig ; de Bloemen getrost. Rettern*
oiige.
Hoewel de Boomachtige Bignonia , die Esfchen
- Bladen heeft, en een geele Bloem, van
P L ü M i E R, hier is t’huis gebragt, heeft doch
het
f14) Bignonia Fol. pinnatis , Foliolis lerratis , Caule ere&o
firrao , Flor. racemofis. M u l D,tl. N. 4. Bignonia
Arbor Flore luteo , Fraxini folio. Plum. Spee. 5. Ie.
Apocyno affine Gels. ïnd. Hederaceiifn Fmticoluin lumus.
5LOAN. Jam. 216. Hiß. 2. p. 63.
v 3
II. Deel. v. Stuk.