230
III. groot i s , zynde die altemaal op het Vrugtbe-
A fdeel gj^zej geplant , en niet in den rand van den
H oofd- Kelk , gelyk in de voorgaande Klasfe plaats
stuk. heef t . welke onderfcheiding van meer belang
^Eetiwy. ^ ^ (jan j-jet eigentlyke getal der Meeldraadjes.
Onder de Eenwyvigen, gelyk byna alle Heefters
z y n , komen ’er voor die de Bloem Een- ,
Drie- , Vier- , V y f- , Zes , A g i , Negen, Tien
en Veelbladig hebben. Het getal der Geflagten
van Heefteren is hier veel kleiner, dan dat der
Boomen is geweest.
M a r c g r a v i a .
Dit Geklagt heeft een Eenbladige gefiootene
Bloem , met eenen zesbladigen gefchubden
Kelk, zynde de Vrugt eene veelhollige, veel»
zaadige Befie.
i. De eenigfte Soort ( 1 ) , in Zuid - Amerika o f
Mtrcgr*. 00|. jn Westindiën groeijende, is een Ge-
•yia umkeU .
Uta. was dat langs de Boomen kruipt en op dezei-
rende!'™ * ven Wortel fchiet, als een Bygewas, zynde
Heefterachtig, met neergeboogene o f hangende
Ranken. Kiimnende Marcgravia, met de Vrug-
ten Straalswyze geplaatst, heeft P l u m i e r
• deeze
( 1) Mancgrayia. Syst, Nat. XII. Gen. 640. p. 3 J8. Veg XIII»
pen. 640. p. 405, Jacq_ Amer. Hiß. p. i js . T. 96, Marcgra-
yia fcandens &c. PJ.UM. Gen. 7. Ic. 173. Marcgravia icandens,
Fpliis Caulinis fubrotundis &c, Brown. Jam. 244, T, 26.
ïhyllitidi fcandenti affinis major, Folio crasfo fubrotuado.
S ^ o J am, I S . Hifi* I, p. 74. T, 2S, f. u
mÊÊÊÊÊÊÊÊÊKKÊÊÊÊÊÊÊIÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊKÊM
deeze getyteld. De Bladen zyn in byzondere HL
Planten van geheel verfchillende figuur, zo deAF° FaL*
Heer J a c q ü i n aantekent, Lancetvormig . Hoofd-
Eyrond, ovaal o f Zeisfenvormig. De BloemenSTUK'
maaken Kroontjes uit, aan ’t end der Ranken
beftaande uit menigvuldige Steeltjes, van gely-
ke langte , in ’t ronde geplaatst en horizontaal
uitgebreid. De Bloemen verheffen z ig , zynde
naakt, met een afvallend Blad en Kelk. Het
midden van het Kroontje wordt beklagen door
Honigklieren, ongefteeld, dikvvils v y f in getal,
opgeregt, de figuur hebbende als van een Helm
o f van het bovenfte Bloemblaadje der Bloem
van het Kruid, dat men Wolfswortel noemt ,
met den Mond naar den omtrek geplaatst, fom-
tyds Bloemdraagende, fomtyds niet. De Vrugt
is doorgaans in tien Holligheden verdeeld, bevattende
het Zaad in een hoogroode Pap, volgens
den Heer J a c q u i n , die dit Gewas in
de Bosfchen der Karibifche Eilanden vondt ,
wordende hetzelvê van de Franfchen Leis des
Couilles geheten.
T R I L I X.
In dit Geflagt is de Bloem en K elk, beiden,
driebladig , de Vrugt een vyfhollige Befie met
veele Zaaden.
De eenigfte Soort ( i ) , Jacquinia door Mu- T
TIS Trilix
lutea.
(1) Trllix. Syst. Nat. Veg, XIII. Gen. U U .p - 40S.Maat. Geec'
alt, 247. Jacquinia, MuTis, Ms.
P 4
J i , Deel. V. Stuk»