in.
A fd e e l .
VIII.
H oofdstuk.
I.
'jinagyris
f&tiia.
Stinkende
zo wel als de Vleugels korter dan de Kiel
h e e ft; terwyl de tien Meeldraadjes ook van
elkander afgezonderd zyn , met een enkelden
St y l , die een Haauw voortbrengt, maakt de
Kenmerken uit,
D e eenigfte Soort ( i ) is een zeer bekend
Gewas, groeijende op de Bergen der Zuidelyke
• deelen van Europa, Immers het komt niet
alleen voor, in Italië, Sicilië en Spanje; maar
ook in Languedok en Provence. „ T our«
, , n e f o r t hadt ons een Boompje, daar van,
„ gebragt van een kleinen Heuvel, die by Ar-
„ les i s , waar C l u s i u s dit Gewas hadt
„ waargenomen; (zegt G a r i d e l , ) om het*
„ zelve te planten in de Tuin van den Heer
„ d e B e a u m o n t , alwaar men het een lan-
„ gen tyd heeft gehouden.” H a s s e l q u i s t
heeftze zelfs by Smyrna in klein Afie, op laa-
ge plaatfen , groeijende gevonden. B a u h i -
n u s wil, dat het de Anagyris der Ouden zy.
Gedagte C l u s i u s befchryft hetzelve als een
Boompje, zelden hooger dan eens Mans langte;
hoewel hy het ook tweemaal zo hoog gezien
hadt; Heefterachtig met veele Takken , die
met eene zwartachtig groene Schors bekleed
zy n ,
( i ) Anagyris. Syst. Nat. XII. Gen.504.p, %%y. Peg.Xlll.
Gen. s°9. p. 325. Clus. Hiß. I. p, 93. Hisp. p. xgg.
Icon. Anagyris floribus lateralibus. R. Lugdiat. 371. Anagyris
foetida. C. B. Pin. 39J. Don. Pempt. 78J. Touene. In ft.
£47. Anag. yera foetida. J. Bauh, Hiß. I, 2. p. 354.
zyn, geevende Takjes uit , met Bladen als UI.
Water-Prieblad, van boven bleek groen, van
onderen wi t , en Bloemen naar die van Brem,HooFD-
in Kleur meer dan in figuur, gelykende; waarST^f*
Monogyop
Peulen volgen van een Vinger lang en***,
een Duim breed , met d rie , vier o f meer,
.Nierachtige Boontjes , eerst wi t , dan paarfch
en eindelyk zwartachtig blaauw van Kleur.
Dit Gewas heeft tot zonderlinge Spreek»
woorden aanleiding gegevendoor zynen Stank,
die onverdraaglyk i s , wanneer het L oof gefchud
o f vertreden wordt. Men zeïd’ , om die reden,
Roer de Anagyris niet ( * ) ; even als men in
ons Land aanbeveelt, den Drek ongeroerd te
laaten , en met de zelfde betekenis. Evenwel
zyn ’er , die beweeren , dat het Gewas, zelfs
in ’t voorbygaan, zo geweldig ftinkt, dat men
-er Hoofdpyn van kryge. Dit zal van plaatfen
daar het overvloedig groeit, gelyk in Spanje ,
te verftaan zyn. De Ouden verzekerden, dat
het Zaad, gekaauwd zynde, een geweldig
Braakmiddel uitlevere.
B a u h i n i a .
Van dit Geflagt, welks naam ter eere van
die twee voortreffelyke Broeders, weergalooze
Verzamelaars van de -benaamingen der Planten
en
(*) Anagyrin nemoveas. Ebasm. Adag. CbiU'i
II» BiEii) v* Stuk, j