f»7<ï V ï E LMAN N IG I HEESTIA»;
III. van een Kater ,] in de rypheid donker geel ,
'* ■ * * openende zig met een Naad, en dan het eene
Hoofd- Beursje ledig zynde, het andere een Korrel als
•TU1* een Bakelaar - Boontje, bevattende. Hier komt
J£t[TWy' een dergelyke Vrugt aan het Takje te voos-
fchyn, waar van ook het eene Beursje zig geopend
heeft en ledig is , het andere nog geflooten s
met een Puntje en een dwarfe Naad , zynde
een klein onvoldragen Beursje, dat de ge-
lykenis niet vermindert, daar agter. De Vrugt
is , eenigermaate, in devierbladige Kelk vervat.
Deeze Boom , zegt R u m p h i u s , wordt
taamelyk groot en dik , hebbende een hard
Hout en eene witachtige Schors , met vuil-
graauw gemengd , van een Herken Vilchachtï-
gen Reuk. Hy groeit veel op ’t Strand der
Ambonfche Eilanden. Men gebruikt meest
daar van de Schors , die , klein geftooten en
met Afch vermengd, op de ftaande Plasfen van
Zeewater, door overftrooming veroirzaakt, ge»
ftrooid wordt, om de Visfchen daar in te doo-
den , ten einde dezelven gemakkelyk te kunnen
bekomen. Indien dergelyke eigenfehap
niet in meer Indifche Boomeh plaatshad, zou
men te regt denzelven Vifchdoodtr noemen kunnen
( t> Dc
( t ; Vergelyk ten opzift ran dergelyke Westindifche Boo-
« e n , myn III. St u k , bladz. 170: want de eigenfehap vaa
de Viafchen dronken t e «taken , denk ik , zal op ’t zelfde
uitkomen. Ook beeldt Rumphius , onder den naam van
I c b t i y k m » , twee zodanige Hoornen, op de Molukk«
siseijende, af.
P o l y a n d r i a . »77
De Vrugtmaakende deelen van dit Gewas III.
waren, zo veel my bekend is , nog niet on- Afi?eei>
derzogt, veel min aan ’t licht gebragt en het Hoofd-
was nog niet afgebeeld. De byzondere Ken-,TUK>
merken zyn , een Kelk die vierbladig is o f in T,tTaif"
vieren gedeeld , het Zaadhuisje gaapende met
«en dwarfe Naad.
De vyf en zeswyvigen, onder de Veelman-
nige Plantgewasfen , leveren geene Heefters
uit o f zyn reeds onder de Boomen befchree-
ven ; maar hier komt, onder dc f^eelwyvigens
in aanmerking het Gdlagt van
I L L I C I U M.
Welks Kenmerken thans door den Heer E l-
lis uit het leevende Gewas verbeterd z y n ;
blykende daar uit, dat hetzelve tot deeze Klas-
fe en wel tot den laatstgemelden Rang behoort.
Zyn E d ., naamelyk, zegt, dat de Kelk
zesbladig is , omvattende een Bloem van zevenentwintig
Blaadjes, op drie ryën o f in drie
Kringen geplaatst, ieder van negen Blaadjes,
de middelften korter, de binnenften kortst,
waar binnen zeer veele korte Meeldraadjes,
met langwerpige , ftompe Knopjes, en twintig
Vrugtbeginzeltjes in ’t ronde geplaatst, met
zeer korte Stylen, die een Iangwerpigen Stempel
, aan den top , op zyde hebben , en de
Vrugt beftaat uit veele Eyronde, famengedruk-
te , harde, tweekleppige Zaadhuisjes, met en-
kelde Zaaden.
S 3 Hier