III. en befchryvers derzelven, T. en C. B a d h i .
VIII. ‘ MUS, ontleend is , zyn de Kenmerken , toen
H oofd- ik de vier laatfte Soorten onder de Boomen
befchreef, uitvoerig medegedeeld *, Thans
i i . stuk ,blyven nog de vier eerflentebefchryvenover,als
bladz. 370.
i. ( i ) Bauhinia met een Klaauwierdraagtnde
/ Z 'S f . Steng.
de, L " Deeze Soort fchynt zo wel in Amerika als
in Afia te huisvesten. L oepling namze in
Kumana waar en de Naga - Mu - Valli van Ma.
labar, een Heefter, met Ranken van een Duim
dik, die zig Slangswyze om de Takken van
Boomen winden , wordt daar toe betrokken.
Z y zitten ’er zo vast aan, dat menze ’er niet
af kan krygen. Hier mede komt overeen het
Tonge- Blad van Rumphius, die ten opzïgt
van de Bladen aanmerkt , dat dezelven naar
verdeelde Tongen gelyken; weshalve de Predikanten
dikwils daar van gebruik maakten om
de figuur der verdeelde Tongen van het Pink-
fter - Vuur aan de Indiaanen af te fchetzea.
Deeze verdeeling der Bladen maakt mede een
Kenmerk van de Bauhiniaas uit. Z y behoort
tot de Bofchtouwen, en draagt groate platte
Haauwen , waar in Zaaden , als Dubbeltjes ,
met
(1 ) Bauhinia Caule cirrhifero. Syst. Nat. XII. Gen. ;o£»
p. 25g. Vtg.XUL Gen. 511. p. 326. I oefl. Itin. 2ig. Gein«,
tis Indica &c. R aj. Supp. 328. FoHum Lingu*. Rumph.
Amh. V. p. 1. T. 1. Naga-Mu-Valli, Htrt. Mal. VIII. p
j 7, T, 29. Eurm» Flt Ind. p. 94,
met een Zilveren Rand. Weinig gebruik wordt III-
’ er van gemaakt.
(2 ) Bauhinia met een gedoomde Steng. »tuk.0-
In plaats van Klaauwieren is deeze met mé- AcujJäta.
nigvuldige Doornen begaafd , zynde een Hee- Gedoorn-
fter van Mans langte, welken de Heer J a c-
Qo in omftreeks Karthagena, in de Westin-
diën , in ’t Kreupelbofch waarnam. Dezelve
Tiadt de Bladen rondachtig en tweekwabbig;
de Bloemen groot , onaangenaam van Reuk *
met witte Bloemblaadjes , v y f in getal en tien
Meeldraadjes, de Vrugt eene langwerpige platte
Haauw, met dergelyke Zaadeü.
( 3) Bauhinia met Eyronde Bladen, wier ut.
Kwabben wyd van elkander zyn.
Die omftandigheid onderfcheidt deeze, wel- Wge.kwaI>*
ke niet gedoomd is , een Amerikaanfche Hee*
Her , met grootere en als tweehoomige Bladen,
door P l u m i e r afgebeeld , tot welke die
andere van M i l l e r , met Haftvormig ovaale
Bladen, welke zeer lange evenwydige Kwabben
hebben, als eene Verfcheidenheid is betrokken.
(4 ) Bau-
(2) Bauhinia Caule aculeato. Htrt. CBffl i$s. T. 14.
Roven Lugdlat. 463» Loefl. It. 219. Bauhinia «culeata ,
Folio ï'otundo & emarginato. Plum. Gen. 2). Ie. 44. f. 1.
jACCi- Amer. Hifi. p. 119. T. 177. f. 2.
(3) Bauhinia Foliis ovatis, Lobis divaricatis. Bauhinia Fo»
Jii, quinquenetviis &c. Htrt. Cliff. ijS . T. IJ. R. Lugdbat.
464, Bauh» non aculeata , Folio ampliori & bicorni, Plum.
Gtn, 23. Ie. 44. f. 2. ß. Bauhinia Fol.' ovato • cordatis, Lobis
iongisfimis paiallelis. mIU.. JDi&* T , 61.
ii, Diu» v, stuk*