III. (8) Pforalea met drievoudige, Jiomp Ey ronde
jovL' uitgerande Bladen; een kruipende Steng;
H oofd* de Bloemen bykans Kroont]eswyze.
#T * Het Gewas heeft kruipende , Wortelfchieitepens.
tende , byna Houtige, zeer lange, zeer Tak-
Kruipcnde.jrige» Stengen. De Bladen zyn geftippeld ,
ftomp en naakt. Op zyde, zo wel als aan de
enden, komen ongefteelde Kroontjes, van blaau-
we Bloemen, voort. De eze, en alle de voorgaande
, hebben haare Groeiplaats aan de Kaap
der Goede Hope*
ix. (y) Pforalea met alle Bladen drievoudig, de
nitammo- Blaadjes Lancetvormig met gladde Steel-
stinkende. tjes, en Hoofdjes- Bloemen.
Deeze Soort groeit natuurlyk in de Zuidely-
ke deelen van Europa, Spanje, Italië en Pro*
vence, meest op Heuvels aan den Zeekant. Zy
heefteen onaangenaamenReuk, als die van Joo-
denlym , ’t welk ’er den bynaam aan’ geeft.
De Franfchen noemen het deswegen TrcfleBi-
tumineux o f fomtyds Stinkende Klaver. Dien
Reuk,
($) Pforalea Fol. ternatis obovatis emarginatis, Caule re-
pente, Flor. fiibumbellatis. Mant. Berg. Cap. 223.
(9 ) Pforalea Fol. omnibus ternatis, Foliolis Lanceolatis ,
Tetiolis tevibus; Floribus Capitatis. H. Ups. 215. Trifol. Ca-
pitulis fubrotundis , Cal. Ventricofis , Caule Arborescente.
11. Cliff. 373. Trif. Bitumen redolens. C* B. Pif- 327. Tri-
folium bituminofum. Do o. Pompt. 566. Trifol. Bitumen
redolens anguftifolium. Eoekh. Lugdb, II. p. 32, Trif.
Bituminofum inodoiiim. BESL. Eyjl. JEftiv. T. 11. f. 2.
Bebg. Cap, aai.
Reuk, evenwel, raakt het kwyt door de ver- m .
andering van Groeiplaats. Men trekt de Bla- Afdeel.
den als T h e e , en gebruikt dit Aftrekzel tegenHoori*
de Opfcygióg en Moederkwaaien. stuk.
’ c Gewas is Heefterachtig met dunne Rys-,
je s , ten grootften deele opgeregt, van twee
Ellen en hooger. Deeze geeven lange Blad-
fteelen uit, met drie Eyrondachtige Bladen, die
groot en zwartachtig zyn , aan ’t end; uit welker
Oxelen de Bloemfteekjes voortkomen, met
Kroontjes van blaauwe Bloempjes, en daar op
volgen ruige Zaadpeultjes.
De Heer B e r g i d s haalt deeze Soort ook
aan onder zyne Kaapfche Plantgewasfen, hebbende
eene Verfcheidenheid daar van gevonden
, die door de gladheid der Kelken, welke
in de Europifcheruuw zyn, verlphilt, en, wat de
^malheid der Bladen aangaat, nader overeenkomt
met de fmalbladige, van B o e r h a a v e gemeld.
Zyn Ed. bevondt in dezelve , dat van de tien
Meeldraadjes één flegts ter halver wege van
de anderen, die tot een Scheede famengegroeid
waren, afgefcheiden was. Men kanze derhalve
niet volftrekt Dubbelbroederig noemen, gelyk
de andere Soorten (*). By
m Verfeheide Geflagten , in deeze Rang der Tienmanni-
gen, hebben, gelyk ik Bladz. 442. aanwees, alle de Meel-
draa’djes famengegroeid , doch dit Geflagt is , met veele anderen
, daar van uitgezonderd, hebbende e'én daar van afgescheiden,
los en vry. Zulks heeft plaats in meest alle Soorten
van Pforalea , en daarom is ’ t zonderling, dat de Ridder,
Mant. p. 4jo, van deeze Soott zegt: ,, Het tiende
„ Meel-
II. Deel. V. Stus.]
J
II