UI. doch zeer ligt buigen laaten, bezet met rond-
A xEivEL achtige Blaadjes , en kleine geele Bloempjes
H oofd* draagende , waar op taamelyk groote platte-
stu k . Haauwtjes volgen met klein Zaad.
'r,>K' Deeze Brem heeft geen nadeelige Eigen-
mann>&t' fchappen. „ De Bloemen, verfchgeplukt, zegt
L o b e l , eet het Gemeene Volk van Aver-
* ne en Aquitanie , in groote menigte, voor
” Salaad. Dezelven, naamelyk, zyn zeer lief-
-• lyk van Reuk en Smaak. Ja, dat meer is,
■ in Brabant worden de ingezouten Knoppen,
l', met Olie en Azyn , even als de Kappers
„ en Olyven , voor een goede Verfnapering
a‘, gehouden • want men meent , dat zy niet
„ alleen het Hart verfterken en Appetyt maa-
„ ken, maar ook de Verftoptheden openen en
3, den Steen breeken. Met een Afkookzel van
, het Zaad kan men, wel is waar, doen braa-
5, ken, doch, hoe veel Zaads men ook neeme,
j, zal ’er niet dan een gemakkelyke Braaking,
„ even als door Radyzen, Vygen of Olie , uit
„ ontftaan” (*y.
( I2) Priemkruid met drievoudige, j'malle , on-
Rtdiaium. gefteelde Blaadjes , en blyvende Stee-
«eftia,Ide< len,
(*) LOBFX Kruidboek, bladz. I84.'
( iz ) Spurtium Fol. ternatis linearibus fesfilibus, petiolatis
perfiftentibus, Ramis oppofitis angnlati*. Mil l . Ie. T. 2,9,
f. x. Spart. arquicoiomm min:tmim montanum triphyllum» Col. Ecfhr. i. T. 29i, Genifta radiata fire ftcUatis. J. £.
Hifi, I. p.
len: de Takken hoekig, tegenover elkan- IU.
Afdeel«
der (*)• xiv.
H oofd-
De Gedraalde of Gefternde Brem wordt dusSTuK.
genoemd, om dat zy zig byna als de Krans- Deern-,
bladige Kruiden vertoont. In de Hiftorie der“*"*'
Planten van J. Bauhi n ü s wordt ’er dus van
gefproken. „ De Brem, welke wy Gejlraalde
„ of Gefternde heeten, is een fchoon, Takkig
„ Plantgewas. De Steng, die enkeld is, ver-
„ deeld zig in drie Takken, en deeze weder-
,, om twee, drie of viermaal in anderen, wel-
„ ke altoos driedubbeld zyn, met Leedjes van
„ twee Duimen lang, geevende van ieder Knoop
„ zes Bladen uit, die Kranswyze om het Tak-
„ je ftaan , gelyk in het Walftroo of Kleef-
, kruid , doch breeder dan die van het Wal-
„ ftroo en zagter, grys en ruig, zo wel als
„ de geheéïe Plant. Aan ’t end der Rysjes ,
, die zeer teder en hoekig zyn, komen geele
,, Bloempjes, naar die van de Brem gelyken-
,, de , digt by elkander voort, zo ik het wel
j onthouden heb. In de Hiftorie der Planten
„ van Lyons noemt menze Genijla Ilvenfis.
Aldaar wordt gezegd, dat dezelve op ’t Eiland
Elba , voor de Kust van Toskanen leggende ,
groeit,
(*) Deeze bepaaüng is, ’t z y men peticüs leeze, gelyk in
Sp. Plant, of petiolatis , gelyk in Syst. Nat. Ed. XII. en
Keg- XIII. , my duifter ; want Ftlia petiolata zyn Gefteeide ,
en Sesjilla Ongedeelde Bladen , ( Pbil. Pot, p. 23 5«) van
waar kernen dan de ( Petioli) Bladfteeltjes in deeze Soort J
F f 3
U, DB£k V. STUK,
Ë3? ft-iï»'.
■ ïMw'y
m m
ïjfes^ *
.-/-f*.
H