111. M u n t i n g i a .
'Afdeel.
H oofd* D e Kenmerken van dit Geflagt. ’t welk naar
s tu k . den vermaarden M d n t i n g , weleer Hoog-
Eenwy- leeraar in de Kruidkunde te Groningen, zynen
v’l ‘‘ naam draagt , buiten de algemeene van deeze
Klasfe en Rang, beflaan in een vyfbladige
Bloem en een vyfdeelige Kelk ; zynde de Vrugt
een veelzaadige Befie.
i. De eenigfte Soort CO* hier van voorkomen-
(ïaUhur'a > voert den bynaam van Calabura, om dat
schaft- Zy onder den naam van Witte Calabura voorgemeld
was geweest. Muntingia met een Fluweelachtig
zagt Blad en eene grootere Vrugt
is zy by P L u M i E R • getyteld. De »Plant met
fmallere Lotus - Bladen , een Braamen - Bloem
en een veelzaadige genavelde Vrugt, welke de
beroemde S l o a n e op Jamaika vondt, wordt
hier t’huis gebragt. De Heer J a c q u i n , dit
Gewas op St. Domingo waarneeroende, heeft
deszelfs Kenmerken naauwkeurig' opgegeven 9
en aangemerkt , dat het een Boompje is van
twaalf
den naam van Capparis Carandas , doch zyn Ed. hadt hetzelve
bevoorens Echttes fpinofa genoemd. Zie ‘t voorg. Stu k,
bladz. 3,8.
( i) Muntingia. Sysc. Nat. XII. Gen. 651. p. 361« Veg*
XIII. Gen. 651. p. 40S. jACq. Amer. Hifi. 166. T. 107.
Hort, Cliff. 203. Muntingia fruticolk villofk &c. Br ow n . 'Jam.
2+j. Munt. Fol. Sericeo molli, Fr. majori. Plum. lc. 205.
Calabura aljra. Pluk. Alm. 7$. Mant, 34. Phyt, T. 132. f.
4. Loti arboris folio anguftiore &c, SloAN. Jam» K s . Hiß*
II. p. So, T , IJ4. f: 3. R.AJ. Htttdr, 32,
twaalf Voeten hoog, met lange ruige Takken, Hl.
die de Takjes bezet hebben met langwerpige, FxEifL*
gefpitfte, ZaagsWys’ getande Lymige, fcheeve Hoofd.
Bladen , vier o f v y f Duimen lang, brengendeSTUK*
uit de Oxeleh twee Bloemfteeltjes v o o r t ,w a a r^
van het eene na het andere zig van agtereh naar
vooren keert, wanneer de Bloem ontluikt. Dezelve
is zonder Reuk , wi t , Roosachtig , een
Duim breed , met een Krans van Meeldraad- ;
je s , die in ’t midden een rond en dik Vrugt-
beginzel hebben zonder Styl , mét een Schildvormig
gedraald Hoofdje, dat v y f hoekig is, in
’t midden van de Bloem uitdeekende, zo lang
als de Meeldraadjes. Men kan hier uit eenig
denkbeeld krygen van de reden van gedagten
bynaam. De Vrugt is een geelachtig roode Bed
e , welke in de eerde opdag eenhollig fchynt
te zyn , doch in Water gedrukt, dat ’er het
Zaad en de Pap uitgaan , baarblykelyk in vyf
Holligheden verdeeld bevonden wordt.
De Mallam - Toddali van Malabar, die bevoorens
tot de tweede Soort Van Celtis betrokken
was*, wordt thans hier t’huis gebragt door * z;eTÏ
LiNNAtus. Indien echter de Besfen van dienjMii.ST-
Boom eenzaadig zyn , en de Bloem op het Vrugt- z,s 1
beginzei z it , gelyk de befchryving duidelyk aan-
wy sc, zo kan dezelve niet tot dit Geflagt be-
hooren; te minder, dewyl deszelfs Bloem twee
Pluimachtige Draadjes heeft, die ’er de onzen den
naam aan doen geeven van Naanen- Pluimen.
Voeg hier b y , dat alle de andere aanhaalin-
Q a gen,