f ,'vVv
K J
1 ^ 1 H , | | t| | K l l l
■ 1
vormig - Eyronde gefteelde, ongeaderde
ruuwe Bladen , de Kelkblaadjes Lancet*
vormig.
III.
A fdeel,
x i.
H oofdstuk.
Etn-wy. Gp deeze Soort, die op Kandia in de Mk$*.
dellandfche Zee en elders (groeit , wordt de
vermaarde Gom, Ladanum genaamd, van welke
zo veele Soorten by C lü&ius haarep
naam Ledum o f Ledon hebben , ingezameld.
Het is een Heefter van omtrent een Elle hoog
o f hooger, volgens A l p i n u s , die denzelven
afbeeldt, en befchryft, als veele Houtige Takken
uitgeevende , met Bladen bezet, naar die
van Salie gelykende , twee tegenover, of' ook
verfcheideDe by elkander. Dezelve groeit menigvuldig
op ’t Eiland Kandia o f Creta, alwaar
T ournefort denzelven waarnam, met een
Bloem van v y f Roozekleurige Blaadjes, anderhalf
Duim middellyn (*) , die geele Nagels
hebben., en daar binnen een menigte Meeldraadjes
met bruinachtige Topjes, welke den
Styl omringen. De Kelk beftaat uit v y f fpit-
, fe Blaadjes , byna drie Kwartier Duims lang
Hier op volgt een ovaal , ftomp, bruin, hard
- Zaad-
Ciftm Ledon Cretenle. C» B. Pin. 467« Ladanum Creticum.
Alp. É x » t . ' 89. t , 8s.
(*) !n door P. i x CLERcq. vertaalde Reize van TouK-
JIKFORT naar de Levant, vindt men, dat de Bloem anderhalf
Voet «niddellyn zou hebben ; ‘t welk zekerlyk een groote
misflag der Vertaaling is , niet minder , dan dat de Bladen
zouden getekend zyn met e$n geel Haakje. Zie I. deel «
I>ladz. a , '
H f Raadhuisje, binnen de Kelkblaadjes bellooten,AFDrÈL<-
in vyf hokjes verdeeld, die veele Zaadjes xi.
bevatten. Dc Bladen bevondt hy van de gP-SjjJJ*
zegde figuur, aan de kanten Golfswyze gekrin- Mtnoni
keld en dik geaderd, byna een Duim lang. *»<*♦
Van ouds heeft men reeds de Vettigheid ,
die op het'Loof van deezen Heefter legt, op
Creta ingezameld. De eerfte en eenvoudigfte
manier was , dat die Gom van de Baarden
en van de overige Wol der Bokken en Geiten
, welken daar op gingen weiden, werdt
afgefchraapt, gelyk D i o s c o r i d e s verhaalt.
Naderhand is daar toe , door.de Grieken, een
Werktuig uitgevonden , dat zy Ergajliri noemen
, gelykende naar een Hark, waar aan een
menigte Riemen van onbereid Leder gehecht
zyn , die ’er een Soort van Dweil van maa-
ken (*). Het Landvolk veegt hier mede >
in de heetfte Zonnefchyn , geduurig deeze
Heefters a f ; ’t welk een ongemeen zwaare
arbeid is , dien T o u r n e f o r t heeft zien
verrigten , en, als die Dweilen wel met Vettigheid
beladen zyn , wordt ’er dezelve afgefchraapt
en tot een Deeg gekneed; kunnende
dus één Man , in goed Weer , ruim drie
Ponden op een Dag vergaderen ; welke veelheid
Op de plaats zelve een Ryksdaalder goldt.
C lu -
(*) pit Werktuig kan men aldaar, blad z. 29, in Plaat vertoond
zien. R s
IL DUL* V. STUK.