III. Van hetzelve komen vier Soorten voor, al«
temaal Europifche Gewasfen, naamelyk.
Hoofd* . T
s tu k . v U Lavendël met Lancetvormige effenrandigê
i. Bladen, de Aairen naakt.
Lavandula
Gewoo Deeze maakt onze gewoone Lavendel uit ,
* die men in fmal- en breedbladige ondericheidt.
In de Zuidelyke deden van Europa groeit dit
Gewas in *t wilde, in de middelfte en Noorde-
lyke deden houdt men 't in de Hoven. D e
Breedbladige is op de Bergen en aan de Wegen ,
in Provence, zeer gemeen. Dezelve wordt een
Boompje van taamelyke hoogte, dat uit een
Houtigen Stam een digt Kroontje maakt van
dunne digte Takken , anderhalve o f fomtyds
ook twee Ellen hoog, met Bladen van twee
o f drie Duimen lang , een half Duim breed ,
zeer fterk van Reuk en bitter van Smaak. Uit
dit Kroontje komen lange, dunne , Steeltjes
vo o r t, die aan ’t end een dikke Aair hebben,
van eenbladige, blaauwe, Pypachtige Bloempjes ,
in twee Lippen verdeeld, waar van de bovenfte
grootst is , regtop ftaat en in tweeën, de oa-
derfte kleinst, nederhangt en in drieën is verdeeld.
( i) Lavaniula Foliis lanceolatis rntegris, Spiets nudis. Syit.
liitt. XII. Oen. 711. p. 390. Veg. XIII. Gen. f t i . p. 443,
Hort.Cliff. 303. Ups. S62. Mat. Mei. 296. R. Lugdiat, 222.
SAUV. M*nsp. 143. GOUAN Monsp. 176. M ACN. Mtnsp. i j l ,
GïU. PrêV. 273. GAiUD. Aix. 272. TOURNF. lnft. Ijg, I)OD,
Pempt, 273. Lavmdula htifojia & anguftifolia, C. S. Pm,
»16.
S H »
deeld. Dit maakt dat de Bloem zig als omge - HL
keerd vertoont. Vier Vrugtbeginzeltjes, in een x,*1**
Peperhuisachtige Kelk zittende , rypen in de-HooxD-
zelve aan , en blyven ongedekt; weshalve ditSTUK*
Gewas tot de Blootzaadigen behoort. /ptrmuT
De fmalbladige Lavendel blyft kleiner in
alle opzigten , doch is witter o f gryzer van L o o f,
en heeft de Bloem - Aairen veel gedrongener,
zö los niet, derzelver Steeltjes korter, doch de
Bloempjes zyn in dezelve grooter. De Reuk
is niet zo fterk, noch het Hoofd bezwaarend,
zynde aangenaamer : des ook deeze boven de
andere in de Tuinen verkooren wordt. Van
beiden komt eene verfcheidenheid met witte
Bloemen voor.
Wegens de gedagte Aairen wordt de Lavendel,
die anders in de meefte Taaien van Europa
haaren Latynfchen raam ten naaften by
behoudt, ook wel Spica of Spica Nardi, in ’c
Franfch Spie o f Aspic, geheten, en de Olie,
uit haare Bloemen gedeftilleerd, voert den naam
van Oleum Spica, in ’t Neerduitfch Spyck - Olie*
De vlugge Gee st, hier in vervat, drukt de
voornaamfte hoedanigheid van de Lavendel uit,
wordende dezelve een kragtig Middel geacht,
tegen Hoofd-, Zenuw- en Moeder kwaaien, ’t Is
zeker, dat , in alle Gevallen , daar eene te
groote flapheid der Vezelen en Vaten , eene
taaiheid of overvloed van koude Vogten heerfcht,
een tnaatig gebruik van de Bloemen, Bladen o f
van het Zaad , op de een o f d’andere manier ,
S 5 in
n* Bksa* v. Svm*
l
3Mr3MMnaE£36)aMR8