Hl. drooge Haauwen redelyk fly f en prikkelende*
doch niet kvvetzendezyn. Binnen deeze Haauwen
H oofd- zitten tw e e , drie o f vier, rondachtige Zaaden
stuk. 0f Nooten , fommigen van grootte als Knik-
^tnwyvi- j,ers ^ anc)eren kleiner, onder een Houtigen
Dop een bittere Kern bevattende* Deeze noemt
men Klitsjis en gemeenlyk Kiktj e s , wordende
daar van in Indie tot zeker S p e l, dat men
Tsjonckct heet, dikwils gebruik gemaakt*
Uit deeze befchryving van Rümphiüs
blykt, dat hier mede overeenkomt de Stekelige
Haauw van S l o a n e , afkomftig van het Gewas,
dat men op Jamaika dé Geele Knikker-
boom noemt, om dat de Nooten geel zyn ;
doch o f tot deeze dan tot de volgende Soort
de Stekelige Haauw vaü Closiüs behoore ,
is duitter.
n. (2 ) Guilandina die gedoomd is y de Vinblaad-
^GroM?* i es Eyrond , met dubbelde
Balletjes. Doornen-
PL. XXIV. rt-, j 1 r»
nett. a . l o t deeze tweede Soort van Bonduc, welke
P l u m i e r de kleine genoemd heeft, wordt
be-
( i ) Cuilindina aculeata , Pinnis oblongo * ovatis , poiiol.
Aculeis geminis. Ibid. Fl. Zeyl. i $6, Hórt. Ups. io i. Bon-
duc vulgare minus polyphyllum. PlUm, Gen. zs. Crifta Pa-
vonis, Glycyrrhiza: folio , minor iepens fpinofïsfjma Sec. Bbetst
Prodr. III, App. 33. T. 28. Globuli majores. Rumph. Anth.
V. p. 9»- T. 49. f. i. Lobus öchïnatus Fr. caefio. Slo an .
« i j . Caretti. Mm- Mal- II. p, 3J. T. 22. Eurm. Fl, 2nd
P* 59-
betrokken de kleine kruipende zeer fterk ge- u t
doomde Pauwen-Kuif van Breyn, met zeer A roj«-
kleine geele ge-aairde Bloemen , zeer breede hoofd»
Stekelige Haauwen en een rond Afchgraauw stuk. -
Zaad. De gedoomde Haauw van Sloanê Momgy-
met langere Bladen en eene blaauwe Vrugt, k o ma'
mende van den Afchgraauwen Knikkerboom, die
gemeen is op de Velden van Jamaika, hoort
hier ook t’huis ; zo wel als de Groote-Balletjes
Struik van R ü m p h i ü s , die Doornachtiger
dan de andere is , brengende Haauwen voort
van een Vinger lang en twee Duim breed, met
grooter Nooten o f Balletjes daar in.
Van deeze Balletjes getuigt Rümphiüs,
dat dezelven regt Afchgraauw, fommigen blaauw-
achtig, ook eenigen naar het zwarte trekkende,
glad, blinkende en Steenhard zyn, van figuur
uit den ronden wat langwerpig en aan
de zyden ingedrukt. Onder een menigte van
dergelyke Balletjes , die ik bezit, vind ik zo danige
verfcheidenheid van Kleur en figuur,
zynde fommigen langwerpig Eyrond, fommigen
plat o f Knolrond ; eenigen grooter , anderen
kleiner dan Hazelnooten , met fiaauwe Kringetjes
getekend en een bruin plekje van aanhechting
hebbende. Twee van de grootfte Afch-
graauwe en een kleine geelachtige zyn hier op
Plaat X X I V , by Letter A , in Afbeelding
gebragt, waar uit derzelver verfchillende ge-
ftalte blykt. Ik heb ook een aanzienlyke Vrugt*
Tros van dit Gewas, in myne Verzameling,
mee
11. Ds£i» V» stuk.