UI. doomde witte, die men Duinroos noemt, voor
Afdxkel' den Eglantier genomen ( f) ,
(v) Roozeboom mét de ronde Knoppen en Blad-
Jleelen gedoomd , aan ’t Gems kromme
Doornen , de Bladen van onderen Roestkleurig.
Dus wordt door den Ridder thans die andere
Eglantier onderfcheiden , waar toe zyn
Ed. de Tiende o f Welriekende Wilde Roos
van D o d o n é o s betrekt, die aan dee^en in
VraDkryk o f de Nederlanden nóóit wild, maar
alleen in de Tuinen, voorgekomen was. Dee-
ze zal het zyn , daar G o u a n van meldt, als
in Languedok, en G a r i d e e als in Proven-
ce groeijende , met bleekroode Bloemen, die
men aldaar Eglantier , doch het gemeene Volk
Gratecuou noemt. De Bloemen, zegt L innóeus ,
zyn paarfch o f Purperkleur, en niettemin betrekt
zyn Ed. daar toe de Geele Roos van
B a u h i n u s : mooglyk om dat de Roosjes,
, daar
e t ) Weinmann Kruidboek. PL. N. S71. Ro/a /ylvejlris fe*
Cynosbatos. Eglantier, Wilde Rofe. Schoon het Takje aldaar
ongedoornd is voorgefteld, met een Witte Bloem, De haain
zal van Franfche afkomst zyn. Ro/a Eglanteria is daar van
by TABERNiEMONTANUS ; Eglar.tina by anderen gemaakt j
doch Eglantier noemt men in ’t Franfch de Wilde of* Hondsroos,
ftraks volgende onder den naam valt Ro/a Canina; zq
dat die naam vericheidelyk wordt toegepast.
(z) Ro/a Germ. glob. Pedunc. acnleatisque aculeis recurvis ,
Fol. fnbrus jubiginofis. Mant. 5 64. Rofa Spinis aduncis. Fol.
fubt. rullig. Hall- Flor, 1103, Rola fylv. odorata, decima,
DOD. Pempt. 18 7,
H oofdstuk.
11.
Ro/arubigino/
a.
Roestbla»
dige.
daar van, aan de eene zyde rood , aan de an* III«
dere geel zyn , gelyk wy dit zien in fommi- FI^EEI"
gen van onze Eglantieren. Waarfchynlyk is Hoofd»
het ook deeze , welke de Heer H a l l e r in5TUK’
Switzerland aangetrolfen hadt, die door den
Reuk der Bladen de nabuurfchap vervulde (*).
(o) Roozeboom met de V yJ' ronde Knopp_en en ffnj-
Bloemfieelen glad , de Steng met Doorn- CinnamQ*
achtige Stoppeltjes, de Bladßeelen byname£mecU
ongedoornd. Roos-
Gemeenlyk voert deeze, wegens den byzon- .
zonder lieffelyken Reuk -, den naam van Kaneel
Roos. Weinig verfchilt het Gewas van
de Eglantieren voorgemeld. De Bloem is klein,
met kleine Bladertjes, doch vol van Blad ,
hoogrood van Kleur, In de Zuidelyke deelen
van Europa heeft zy haare Groeiplaats. L o e e l
fchyntze met de Hondsroos verward te heb-
ben, dewyl hy haar in de Velden van Vrank-
ryk, Engeland en de Nederlanden, wild groeijende
Relt. Zy is ’er in de Tuinen gemeen.
(4) Roo-
(*) Hier van zegt zyn Ed. Flos exiguus imsrnatus (ik denk
incamatus) Ungue albo, Sc Odor Pomorum totam Plantam,
etiam eminus , prodit. Dit zal zekerlyk Odor Foliorum willen
zyn, dat is de Reuk der Bladen , aan welke men het
Gewas zelfs van verre ontdekt; genaamd Ro/a Foliis /ubtus
rubiginofis et odoratis. Help. p. 3 jo.
(3) Ro/a Germ. glob. FedunCnlisque glabris , Caule Acul.
Stipularibus , Petiölis fübinêrmibus. Rofa faxatilis Flore mber-
iimo. CAM. Epit. 99. Rofa Cinnamomea , Flox, fubmkenti-
bus, fpinofa. J. 13. Hiß, II. p. 39.
II. deel» V, Stuk.