l8 ENKELBROEDERI GE HEESTERS,
Onder de Planten van den Amfterdamfen
Tuin is deeze in Afbeelding gebragt door den
vermaarden C ommelyn , die het Jaarlykfe
Amerikaanfche Alcéa , met eene zeer groote
' witte Bloem en eene by uitftek groote gefleuf-
de pyramidaale Vrugt, noemt, ’t Gewas hadt
’er een Steng van twee Voeten hoog , een
Duim dik; Bladen als die van den Wyngaard
met lange Steelen, drie-, vyf- o f zevenpuntig,
op den rand diep ingefneeden, laf van Smaak.
Uit derzelver Oxelen kwamen Bloemen op dikke
III. Afdeel
XIII.
Hoofds
tu k .
VedmanÏ
Steelen voort , witachtig , zeer groot en
fraay. Hier op volgde een groot Zaadhuis ,
dat zig in vyven verdeelde, bevattende rondachtige
Zaaden met een wit Merg. Sloane
noemt dit Gewas Allergrootfle Alcéa, , met Bladen
van Stokroozen, en eene tienhoekige reg-
t e , dikke, eetbaare Vrugt. Hy betrekt ’er toe
de Quingombo van Brafil, doch heeft nog eene
met een dunnere kromme Vrugt, die men op
Jamaika in de Tuinen plant, gevonden, welke
hy meent de Egyptifche Bammia te zyn , ten
minfte zulks bedenkelyk voorftellende. Deeze
befloeg de Akkerlanden by Memphis in menigte
, om dat men ’er tot Spyze zo veel gebruik
van maakte, zegt V e s l i n g i u s . Het was een
Geterioribus
Istere lumpentibu*. Alcéa Amer. annua Flore albo &c.
Comm. Htrt. I. p. 37* T. 19. Raj. Suppl. j is . Alcéa maxi*
ma Mal»* Rofe* folio , Ftuftu decagono &c. SLOAN. Jam.
jȕ. Hift. I,.p. 22:. Brown. Jam. 1*4. N. 3. Okta. KALM. It,
U. p. 209. Qiiingciabo, MARGR. Bras, } 1, BüAM. Fl,Jnd. p.
M o n a d e l e u x 419
Gewas van vier o f v y f Ellen hoog , met Bladen
als van de Maluwe, doch ruig engrooter,
gelyk die der Kalabasfen, op lange Steelen.
Ezels-Komkommeren, fomtyds tien-, fomtyds
v y f hoekig, welke van het gemeene Volk nog
groen, met het Zaad daar in, by ’t Vleefct
werdt gekookt en gegeten.
De Heer J a c q u i n verzekert, dat deeze
Eetbaare Hibiseus - Plant op de Karibifche - Eilanden
in ’t Wilde groeit o f van zelf voortkomt,
„ De Franfchen noemen dezelve, zegt hy ,
„ Gombo, de Engelfchen Okro. Zelden bereikt
,, zy eens Mans langte, Z y verdeelt zig in
„ weinige Takken : de Bladen zyn groot en
,, wat ruig, de Bloemen zeer groot en Zwa-
, , velkleurig; de Vrugten hebben tien Sleuven,
„ zyn Haairig , langwerpig Kegelvormig en
,, twee o f drie Duimen lang, De eze, nog on-
„ ryp en groen, van allerley grootte, in Water
„ gekookt en dan een weinig gedroogd en koud
, , geworden zynde, worden, met het Zaad daar
,, in , overdwars doorgefneeden, nevens elkan-
„ der overend op een Schotteltje g e ze t, en
„ met Olie , A zyn, Zout en Peper, toege-
,, maakt, en dan van de Europeaanen zelfs voor
„ een niet onfmaakelyk Geregt gehouden. Voor
, , iemand , evenwel, dien het de eerfte maal
„ voorgezet wordt, heeft het iets walgelyks
„ in, dat by ’t afneemen van het Tafelbord
I i I i | m w i
III. Afdeel, V-.
XIII.
Hoofd»
stuk.
Pdyan*
drie. Jv-v; iJvril
y ïMFfkïbJ |
■
mm
mm‘
-4-V
F 't 's if 1
1
i r - ' n l
il> Peel. V, Stuk,
D d a een E -y
pQ S in iW