h l
A fdeel.
VIII. i
H oofd»
stuk.
vr.
Bryantha.
Sibetifche,
VII.
Dabeocia.
Ierland*
fche,
«4 T ï E N M A H N l G E H É Ë S T f R s ;
(6) Andromeda met getuilde Bloemen, ovaale
Bladen vn mcrlcggcnde Stengen.
Deeze, door den Heer G m e l i n in de be-
fchryving der Planten van Siberie afgebeeld ,
groeit in Kamtfchatka, onder het Empetrum ,
op de Rotfen, by dikke plaggen gelyk de
Wilde Thym , hebbende veelbloemige Steeltjes.
De Meelknopjes zitten loodregt aan de
Rug der Meeldraadjes vast.
(7 ) Andromeda met hellende Trosjes , vier-
deelige Eironde Bloemen en overhoekfe
Lancetvormige omgekrulde Bladen.
De eze, die te vooren, met reden, door den
Ridder tot de Heiden betrokken wa», wordt
thans s om dat de uitwendige Gehalte veel naar
die van de Vyfde Soort zweemt , hier t’huis
gebragt, niettegenftaande het getal, in de dee-
len der Vrugtmaaking, volmaakt met de Heide
ftrookt. De Kelk is vierbladig, de Bloem
in vieren gedeeld met agt Meeldraadjes; het
Zaadhuisje vierhokkig en vierkleppig. E n ,
dewyl dit getal, van vieren en vyven , het
eenig-
( 6 ) Andromeda Flor. corymbofis , Foliis ellipricis , Caule
proftrato. Mant. 238. Bryanthus. Gmel. Sik. IV. p, 133,
T . S7. f. 3«
(7) Andromeda Racemis fëcundis., Flor. quadrifidis ovatls,
jo l. alternis lanceolatis revolutis. Syst. Veg. XIII. Erica Ra-
cemo tcrminali, Foliis alternis, fiibtus tomentofis. Sp. Plant.
J09. Erica Cantabrica , Flore maximo , Fol. Myrthi fubtus
incanis, Tournf. Infl. 603. Erica five Dabeoci Hibernis.
RAJ. Dendr. 98.
D e c a n d r i a . 85
eenighe onderfcheidend Kenmerk van de Ge* III.
ilagten van Erica en Andromeda uitmaakt, niet
alleen , maar ook verfcheide Soorten van dit Hoofd*
Geflagt zodanig naar Heide gelyken, dat men- STUK‘
ze ’er naauwlyks van onderfcheiden kan; zo
deeze overbrenging zonderling.
Men vindt dit Gewas op zekere Bergen van
Ierland , in een Veengrond. Het heeft Heefterachtige
, Haairige, Roestkleurige Stengetjes ,
die aan ’t end enkelde Trosfen uitgeeven, van
eenbloemige Steeltjes , met Violetkleurige Cy-
lindrifch Eyronde Bloemen , eens zo groot als
die van de Rosmarynbladige. De Meeldraadjes
zyn wit, de Meelknopjes bruin, Pylvormig ,
ongebaard, aan den top geknot, met twee Gaatjes.
De Styl, die Draadachtig is , Van langte
als de Bloem , heeft een hompen Stempel.
(8) Andromeda met hellende Trosfen 3 deBla- vrfT
den liniaal met eene kleverige Haairig- nr°ftroü.
heid. Kaaplche.
Hier wordt dus t’huis gebragt de Lymerige
Heide van de Kaap, door B e r c i d s befchree-
ven, welke het Loof byna als dat van een Soort
van Zonnedaauw h e e ft, waar van de bynaam
ontleend is. Het getal komt, in de deden der
Vrugtmaaking , fomtyds de Heide nader, zegt
de Heer M u r r a y en de Meelknopjes zyn
gebaard. ( 9 j Am*
{%} Andromeda Racemis fëcundis, Pol. linearibus pilofïs vi-
fddis. Mant. 239. Erica glutinofa. Berc. Cap. 99, Chsua*»
ciftus Roris Solis foliis. Petiv. Mus. zz. T. i 6j,