A fdeel 0nderen mCC vier SchubbecJ'e s> bevattende v y f
vin. ’genagelde Bloemblaadjes: de Vrugt een Cylin-
H oofd- drifch Zaadhuisje met eene Holligheid; zulks
K* zyn de byzondere Kenmerken van dit G è fW
v%t. welks gewoonen naam Caryophyllus onze Rid-
der met veel oordeel, wegens de gelyknaamig-
heid met dien van den Kruidnagelboom, veranderd
heeft in den Griekfchen naam *Dian-
thus > op derzelver voortreffelykheid zinfpee-
lende.
Onder de veele Soorten komen maar weinige
Heefters voor, naamelyk de drie Jaatften , als
vV°lgt.
xviii. Anjelier met een Heeflerachtige Sten?
Dianthus . n , , r ° »
Artoreus. visvormige Hinden en Zaugswys' getemde
achtig“ * Bloemblaadjes.
Deefce Soort, op ’t Eiland Candia in de Mid-
dellandfche Zee groeijende, is door A l p i n u s
in Afbeelding gebragc, onder den naam van
Boomachtige Wilde Anjelier, die vyfbladig is.
Hy z e g t } dat dezelve op de Bergen van dat
Eiland twee Ellen hoog en hooger groeit, hebbende
een lange, harde Steng, van een Vinger
dik, witachtig van Kleur en zeer knobbelig
Tak-
(i8) munthui Caule Fruticofb , Foliis fubulatis , PetalisSer-
latis. Syit. Nat. XII. Gen. $6o. p. 307. XIU. Gen.
S6s. p . 3 4 «. Caryophyllus Arborescens Crericus. C. B, Pin.
2o8. Prodr. 104. Betonica Coronaria Arborea Cretica. I s
Uift. Hl, p, 32i. Car. Arboreus lylveöri*. Alp. Extt. }$,
Takken uitgeevende die zig in kleinere verdoe- a / ^ el.
len hebbende hier en daar troppen van lmalle
Blaadjes , en aan ’t end Bloemen als Anjelier- Hoofd.
tj.es, witachtig paarfch, vaneen aangenaamen
Reuk.
(19) Anjelier met een Heejierachtige Steng ^ m}
en Lancetvormige Bladen. Frutescens.
Heefter-
Het eenigfte Berigt van deeze Soort heefta^tige.
men van den fchranderen T o u r n e f o r t ,
die op zynen Levantfchen Reistogt deeze fchoo-
ne Anjelier - Struik waarnam, groeijende in de
Kloven van afgryzelyke Rotfen op ’t Eiland
Serpho, van waar zy door Zaad was overge*
bragt en voortgeteeld in den Koninglyken Tuin
te Parys. Dezelve hadt een kromme Steng van
twee Voeten hoog en omtrent twee Duimen
dik , Houtig , met eene zwartachtige Schors,
als geringd. De Takken waren ook bruin ,
doch aan ’t end groenachtig , en aldaar digt begroeid
met Spatelachtige Bladen , dik en Vlee-
zig , zo bitter als Gal. De Bloemen waren
vyfbladig en volkomen Anjelierachtig, bleek
graauw met paarfche Streepen. Dezelven kwamen
fomtyds enkeld , fomtyds by Tuiltjes,
uit de enden der Takjes voort. Het Zaadhuisje
geleek naar dat der Anjelieren.
(20) Anf
i >) Dianthus Caule Fruticofb Fol. lanceolatis. Caryophyl.
lus G k e c u s Arboreus Leucoiji folio peramaro. T O U R N . C o r .
23. Itin. I. p. i s 3. T. 9.