III. het Gewas maar eene Heefterachtige ge ft al te.
A - r . Het valt in Amerika.
« S T Ci5; Bignonia met verdeelde Bladen, de Bladtin
xv. jes ingefneeden, de Steng met Klaauwie*
Peruviane. ren am fa Knietjes.
Peruvi« . r
aanche. »pot deeze Soort fchynt de Peru viaanfcM
Clematis, met Bloem van Vingerhoedkruid en
Esfchen-Bladen , die P l u k e n e t afgebeeld
h e e ft, te behooren. Deeze verfchilt, doordicn
de Vinblaadjes verdeeld zyn, van de voorgaande
Soort.
Kartha- Voor ’t overige moet men weeten, dat in
geeafche. gjt Geflagt een ongemeene duifterheid ten op-
zigt van de onderfcheiding der Soorten heerfcht;
zynde ’er nog twee o f drie met klimmende
Ranken, hier niet aangetrokken, door den Heer
J a c Q u i n als byzondere Soorten opgegeven.
Een derzelven, welke zyn Ed. E.chinatanoemt,
heeft de Vrugten zeer groot, langwerpig ovaal,
bruin van Kleur , en overal bedekt met korte
Stekeltjes. Deeze beklimt de hoogfte Boomen
tot aan den Top. Een andere, van hem DU
ehotoma genaamd , heeft de gemeene Bloem-
fteeltjes tweevoudig. Van een derde, die hy
Orbiculata tytelt, zyn de Vrugten rondachtig
plat en glad, veel naar die van de Blaauwe Big.
nof
i j ) B'ignonii Fot. decompofltis, FolioJis incifis, Geniculi*
cirthofis. H. CliJJ. BW- R~ I-vgih. 290. Clematis I'cruvinna
Digitalis' flore , Folio Fraxini. Px.UK. Alnt 108« T. UZ. f. 4 ?
D I D Y N A M I 3 1 1
nonia, zegt zyn E d . , gelykende. Deeze allen IH.
heeft hy in de Bosfchen by Karthagena gevon- A™[[L'
den.
P E T R E
Hoofdstu
k .
AngiB»
Dit Geflagt voert den naam naar wylen den
Heer P e t r e d s , door wien zeer prag-
tige Winterhuizen voor Indifche Gewasfen
zyn opgenegt geweest. De Kenmerken be-
ftaan in een vyfdecligen , zeer grooten , ge-
Ideurden Kelk; een Raderachtige] Bloem ; een
tweeheilig Zaadhuisje op den bodem van den
Kelk, bevattende twee enkelde Zaaden.
De eenigfte Soort hier van ( i ) is een Ame» r.
rikaanfeh Gewas, ’t welk de Heer J a c Q u i n vüiuhüh.
ook op Martenique gevonden heeft, geevendewi,ldencIe*
een fraaije Afbeelding van een Bloemtros daar
van. Het is , zegt h y , Heefterachtig met ruu-
w e , ronde, gearmde Ranken , die de Boomen
beklimmen tot twintig Voeten hoogte, met ovaa^
le of Lancetvormige Bladen , wederzyds ruuw,
drie o f vier Duimen lang. De Trosfen, naar
die van de Hemelfleutels gelykende , aan ’t end
der Takken neerhangende, zyn zeer fraay, be-
ftaande uit Bloemen , wier Kelk zig als de
Wieken van een Molentje uitfpreidt, van Kleur
blaauwfi)
Petrea. Syst. Natt XII, Gen. 7^4. p . 417. Peg. XITI.
Gen. 764. p. 47 3- H. Cliff. j 1 j , MlLL. Dief. Jac<^. Amer. HIß.
iSo. T, 114,
v 4 H. Deel. v. Stuk.
mm