A fdeel Wolligheid der Bladen onderfcheidt voorxiii.
naamelyk deeze Soort, welke door gedagten
H oofd- H e e r , op verfcheide Westindifche Eilanden,
,TUK* en allerovervloedigst op St. Marten, is gevon.
mpf*** den, een Heefter maakende , op Steerachtige
opene Velden drie Voeten en op befcbaduwde
plaatfen zeven Voeten hoog. De Stengen zyn
als Rys of Roeden : de Bladen Lancetvormig«
ovaal, geplooid, gekarteld, W ollig : de Bloem-
fteekjes Kroontjeswys’ , tegen over de Bladen:
de Bloemen paarfch en vry groot.
in. (3 ) Melochia met enkelde Bloemen en platt*
viivrng- vyfhoekige Zaadhuisjes, die de hoeken
*‘ïe» flomp en gehaaird hebben.
Deeze Soort is door de platheid der Vrug-
ten onderfcheiden. De Amerikaanfche Abutilon
met Besfen - Bladen, eep Vleefchkleurige Bloem
en een vyfhoekige ruuwe Vrugt, is hier t’huis
gebragt. ’t Gewas wordt by de Havéna gevonden.
iv. ( 4) Melochia met iigte end - Trosfen ; de
Cor.cattr.t~ Zaadhuisjes rond en ongefieeld.
Rondvrugtige.
; Dit
(3) Mtloehla Flor. folitariis, Gspfulis depresfls peitagenis,
angulis abtufis ciliatis, Melochia ere&a minor. Brown.
Jam. 27«. Abutilon Amer. Rlbefii foliis, Houst. Ms. Wil l .
M S . T. 3. f, 2.
f4) Melochia Racem. confertis tetminalibus , Capfulis ?lo-
fcofiï fësfilihus. Fl.Zeyl. 247. Alcea Indica flosculii paxvis. PLUK«
Alm. 2«. T. 9. f. 5. Bvbm. Tl. Ind. p. 142,
Dit is een overblyvend, glad, regtopftaand MI*
Gewas, met zwiepige Takken. De Bladen zyn xm.L*
langwerpig ovaal, Zaagswys’ getand, van on- Hoofd«
deren eenigszins gekwabd, gefteeld. Het g eeftSTU!I*
veele Trosfen ui t , die van elkander afwyken. j ru .n ***
De Groeyplaats is in de beide lndiën.
(5J Melochia met ongefieelde Bloemhoofdjes
en rondachtige Zaadhuisjes.
y .
CtrchtrU
folia.
Breedbla*
Deeze is Melochia met Corchorus ■ Bladen van *S«*
D illenius genoemd , en uitheemfche Althéa
, met langere Betonie - Bladen en zeer kleine
Bloempjes van Plcikenet. Op Malabar
noemt men ze Tsjeru- Uren. Hermannus
noemtze Indifche Malva met Aalbesfen - Bladen.
’t Gewas is Heefterachtig, doch laag en
wyd uitgefpreid, met de Takken als Roedjes,
de Bladen ftomp Hartvormig , de Bloemen in
ronde Hoofdjes vergaard , bleek paarfchachtig
met een geelen Bodem.
(jè') Melochia met Bloemhoofdjes ; de Bladen vr.
ovaal Eyrond getand ; de Takken neer-HuX”nde.:
leggende.
Een
( s ) Melochia Flor. capitatis fesfilibus Capfulis fubrotundis.
Wl. Ztil. 24«. Melochia Corchori folio. Dill. Elth. 221. T.
*76. f. 217. Althsa peregrins- &c.\ Pluk. Alm. 25. T . 44.
f. j. Tsjeru-Uren. Hort. Mal. IX. p. 143. T. 72. BURM.
Tl. Ind. p. 143,
(6) Melochia Flotibui capitatis, Foliis ovatis (erratis Cauli-
bus procunsbentibus, Alcsa fupina pufilla tec, PLUK» Alm. 14.
T. t}*. f . 4.
S» Dbel» V. STVK,