lil. regtopflaande Toortsplanten verfcheide Soorten
Afdeel, yoorgefteld.
H oofd- Wat de groeijing deezer zonderlinge Gewas-
stuk. f en aangaat : daar omtrent is m ’t algemeen
^Eewvy- s dat zy beftaan uit enkelde of meer-*
voudige dikke Stammen, bleek groen van
Kleur, die o f op zyde, o f aan den top , een
ongeregelde Kroon van dergelyke Takken heb»
ben, o f zig hier en daar in Armen verdeden,
waar in de bepaalde o f natuurlyke Groeyplaats
veel verfchil zal maaken; gelyk uit de Afbeeldingen
van P l u mi er, die fommigen als ge-
heele Kroonboomen voorftelt, te bdluiten is,
. Ook is in ’t algemeen waar, dat zy geene Bladen
draagen , maar op de hoeken der gedagte
Stammen , die als Kantzuilen of uitgegroefde
Kolommen zig vertoonen, veelal met geltern-
de Doorens , en fomtyds ook met Wolligheid
bezet zyn. De natuurlyke dikte en langte is
ongemeen verfchillende. De Boomachtige van
L o b E L , die de Peruviaanfche heet, zou fomtyds
de hoogte bereiken van twintig Ellen. Op
de één o f andere plaats, van den Stam o f Takken,
geeven zy nu en dan een Bloem uit, die
groot is en veelbladerig , van eene Trechterachtige
figuur, meer o f minder uitgebreid, uit
Hartvormige o f langwerpige Blaadjes , die
veelvoudig op elkander leggen , beftaande en
een menigte van Meeldraadjes bevattende, in
welker midden een lange Styl uitfteekt. De
V ru g t, die hier op volgt , is rondachtig of
lang-
I C O 5 A N n R I A. 1 5 «
langwerpig , fomtyds gedoomd , fomtyds on-
gedoomd , en van grootte, in fommige Soor- x.
ten, als een Noot o f Appel, in anderen als Hoofd-
een Meloen ; van binnen vol Zaad en niet '
J 0 , Monogy
onaangenaam van Smaak. In t midden van n\a^
den Stam is als een Stok of Staak , van Houtige
zelfftandigheid , vervat, welke rondom zig
nen zagt doch taay Vleefch h e e ft, met een
lymerig Sap, dat onfchadelyfe lchynt te zyn ,
gevuld.
* * * Cerei repentes, Radiculis lateralibus.
Toortfen , die kruipen , met zy delingfe
Worteltjes.
( l i j Toortsplant , die kruipt, en byna vyf- Xr.
hoeki°g is. graCnadJifiZtas-
Dus wordt door den Ridder een foort van Gtootbloa-
Cerëusfen bepaald , welke uitmunt door haare Ce'
ongemeen groote en fierlyke Bloem, voerende
daar van te regt den bynaam. By anderen
is dezelve door de Geledingen onderfcheidcn *
geweest. In de keurlyke Afbeelding van Ehret ,
komt
( 11) Caffus repens fubquinquangülaris. Hesm. Par. 120.
Caftus (candens , anguüs quinque pluribusqae obtufis. Hort,
Clijf. ig2. Hort. Ups, I2i. R. Lugdbat. 280. Cereus fcan-
-dens minor polygonus articularis. MijlL. Icon. T. 90. Ccr.
fcandens ramofus, plerumque fexangularis, Fl. ingenti atque
fragranti. Trew. Ebret. T. 3 1 , 3i- E. N. C. 175*. Vol,
IX. App. 184. T. 1 1 , 12, 13. Cereus Amer. major articuls-
tos. Volk. Hesp. I. p. T. 134.
K 4
IL Deel. V, stuk.