IH.
A fDEfit.
XIII.
H oofdstuk.
Vulman■
•ttge.
zyn o f uit Arabie; dewyl de naara zulks fchynt
aan te duiden.
Het is een Heefter, die alle Jaaren gezaaid
moet worden, opfcnietende met een Steng van
'meer dan eens Mans langte, die zig in weinige
zyd-Takken verdeelt. Het zonderlingfte
is , dat deeze Steng , die wel een Duim dik
wordt, doorgaans boven dikker is dan om laag;
weshalve hy ook niet op zig zelf kan liaan.
De Steng en Takken zyn geheel Itekelig ruig,
en de Bladen niet minder. Z y zyn , zo hy
aanmerkt, van figuur als de Kaasjes - Bladen ,
met drie uitfieekende hoeken van vooren, en
nog twee van agteren , loopende voorts met
ronde billen toe , by het Steeltje. Dergelyke
vyfhoekigheid komt ook in de Afbeelding van
M e r i a n voor, zonder dat ik de Bladen ze-
venhoekig afgebeeld vind , gelyk dczelven in
de Europifche Akademie- en andere Lief hebbers
Tuinen, alwaar het Gewas thans gemeen
i s , waargenomen worden. In de Afbeelding,
ook , welke door A l p .i n i j s gegeven is van
de Bammia Mosfchata der E 'yptenaaren welke
zy Mofch en het Zaad Abdmofch noemden ,
zyn de Bladen altemaal zeven hoekig ; terwyl
in dezelve , zo min als in de bepaaling vaa
L iNNAt u s , geen het minfle gewag gemaakt
wordt van de driekwabbigheid der bovenfie
Bladen, van welke R ump h i u s fpreekt, die
in een Takje van dit Gewas, my uit Oostin-
die toegezonden, zeer blykbaar is. Ik geef
der-
M o N A D E L P H I A. 417
derhalve van dit Takje , uit myne Verzame- UI;
fing, hief, óp Plaat XXV I I , in Tig. 2, de AFxD1f/ u
Afbeelding. De ongemeene Stekelige ruigte Hoofd-
vsfn hetzelve is daar ih zeer blykbaèr. stuk.
De Bloemen, Zegt R om ph iu s , zyn ten minfle zo dr^ ly4H'
groot als die der Stokroozen, licht geel met een pi. xxm*
fooden Nave l, en beftaan 'uit fiappe Blaadjes. F’s'
’‘s Morgéns ontlooken, 'gaan zy ’ s namiddags weder
toe 'en vèrfle'nzen. Op dezelven volgt de Vrugt,
die een piéramidaale Kegel is , ruim ee'n Vingef
lang en cén Duim dik , vyfkantig, in Vyven
open fplytende , en dan de gezégde Zaadjes
Vertoonende, die Nierach'tig van figuur zyn en
bruin Van Kleur. In Oostindie wotden dezel-
ven byna alleen van ’t Vrouwvolk om den Reuk
gebrüikt, die dezelven op Kolen ftroöijen , om ; &
dus het Vertrek te bewieróoken. In Westin-
die fygen de Meisjes dezelven aan Zydeh Draa-
den , ten einde zig daar 'mede te verfierem
Met de Bladen worden ’er de jonge Kalkoenen
vet gemaakt. De Franlchen noemen ’t Zaad
Ambfette, om dat de Reuk wat trekt naar dien
Van Amber 'gfys , én het Wordt ’er gebruikt
Van de Parfumeurs. In de Geneeskunde heeft
men ’er , tegen de Befmetting va'n Uitflaande
Ziekten, gebruik van gemaakt.
(19 ) Hibïscus met vyfdeelige P'oetswyze Èla- xrx.
den, en den binnenfien Kelk zyielings op*t
breekendè. On Eetbaars,
( i]p) Hibiscu: fok quinqnepartitó ► pèdatis , Calycibus in-
D d «
lï, ÜieL V» Stuks
Km
& \
P m
I
m m È
i>-i •
1■ Pi
nI ïI'c i ‘^v?è \ . p i
tv * <ff j.
I
ff
Ij
At
.. V.
m l