III. zo veel gewag niet van gemaakt, als van de
Afdeel. Myrten en andere geurige Kruiden; doch het
H oofd- blykt niettemin , dat zy onder de Israëlieten
STUK* ook in achting zyn geweest. De Turken ver»
beelden z ig , dat alle Roozen in rt eerst wit
waren , en door het Zweet van Mahometh
rood geworden zyn : weshalve zy niet lyden,
dat de Roozebladen op den Grond leggen. 'De
Fabel - Hiftorie onder de Romeinen leidt zulks
van ’t Bloed van zekere Godheid af. De Roozen
waren toegewyd aan de Godin der Min*
ne , die Jer van gegeven hadt aan Harpocra-
tes, om haare Gunften te bedekken, en hier
van is het Spreekwoord afkomftig , dat men
nog heden gebruikt , wanneer men iets geheim
wil houden; het blyv' onder de Roos, of onder
* SuhRo- de Roos gezegd *. „ Zo Jupiter een Koning
faiiüum ^ wilde over de Bloemen Rellen, zegt Achil-
„ les T atiiis , zou de Roos zeker!yk die Eer
,, verkrygen; want zy is het Sieraad der Aar-
„ de , de Glorie der Planten , het Oog der
„ Bloemen , enz.” (*). Van een zagte Le-
geritee en aangenaamen Slaap wordt gezegd ,
dat men in de Roozen le g t ; even als in de
t in Ro/is Roozen te leeven f , oudtyds, een onbekommerd,
uwe genoeglyk Leven betekende. Tevens is in dee*
ze Bloemen een Zinnebeeld opgeflooten van de
verganklykheid van ’s Werelds fchoon ( f ) ; dewyl
(*) Rofa est princeps Florum 6* maximum Terra Harte*
Tamque decus , item Panacea Morborum, zegt I’LINlUS.i
( f ) Sic tranfit Gloria MundL
wyl zy zo fchielyk verwelken , en dan door UI.
het afvallen der Bladen niet meer te vinden JXFD^ KU
zyn. Hier van komt de Zinfpreuk , dat men Hoofd ^
een afgevallen Roos niet weder vinden kan ; STUE*
aanduidende , dat een Kans, die voorbygegaan
is , hoe fchoon ook , niet kan herhaald worden
( f ) . Dewyl het Gewas der Roozen fterk
gedoomd is en men dus met deeze Bloemen
te plukken zig ligt kwetst, wordt hier op acht
geflagen, wanneer men betekenen wil, dat iets
heerlyks zelden zonder moeite te bekomen is;
zeggende: Geen Roos zonder Doornen. Mooglyk
is daar op wel met de Roos, in 't Koninglyk
Wapen van Schotland, gedoeld geweest.
Behalve dit laatfte komt nog, ten opzigt van
de Roozen in ’t algemeen, in aanmerking,
dat het Gewas derzelven ak-emaal Heefterachtig
i s , in fommigen hooger, in anderenlaager,
doch niet veel boven eens Mans langte groei-
jende, en niet dan door opfnoeijing Baomachtig
te maaken zynde. Z y worden alle van Uit-
loopers o f Afzetzels door inleggen, als ook van
Wortelftukjes, die men twee Duimen diep in
de Aarde plant , voortgeteeld. Veelal moet
men de oude Stammen, na verloop van eenige
Jaaren , weg fnyden , om van de Uitloopers
nieuwe fleurige Stammen te bekomen, ’t Gewas
beftaat uit hard Houtig R y s , inzonderheid
( f ) Rofam, qus pmerilt, ne qtme iteiwns,
N 4-
II. Deel. V, Stuk.