i a Dit is het Gewas, dat de gewoone Winkel-
Kasfie, o f Purgeetende Casjia der Apotheeken v
H oofd* uitlevert. Hetzelve groeit zo wel in Oost- en
s tu k . Westindie, als in Egypte, Ethiopië en Syrië ,
Etnwyvi- w0rtjende ons de meelle van Alexandrie o f elders
uit de Levant, toegebragt. Men noemtze
daarom Casjia Aiexandrina, Casjia JEgyptiaca,
en Casjia folutiva of nigra ; door welke benaa-
mingen, inzonderheid, deeze van de Cas/ialig-
nea o f Hout * Kasfie, te vooren door my reeds
I* befchreeven * , onderfcheiden wordt. Sedert
widz!jaj.eenigen tyd , evenwel , is ook uit Westindie
een menigte van dergelyke Pyp - Kasfie in
Vrankryk, aangebragt, doch veel flegter,zegt
G e o f f r o y . M o n a r d ez verzekert , dat
die van St. Domingo en Porto Rico immer zo
goed is als de Egyptifche ('*). In Oostindie
valt deeze Drogery , niet minder dan de Le-
vantfche in hoedanigheid.
Egypti. ’ c G ew as , dat dezelve voortbrengt , is door
A l p i n d s afgebeeld en befchreeven. „ De
„ Casjia JiJlula, zegthy, welke de Egyptenaa-
„ ren Chaiarxambar heeten, is een Boom, die
3, in Stam , Takken en Bladen , veel gelykt
, , naar den Nooteboom , doch de Bladen zyn
„ talryker, tien aan eenen Bladfteel, die eens zo
„ lang
Petiolie egbndulatïs Ft, Zeyl. 149. Mat. Mei. 199. Has-
tSL<^ Itin. 468 , J07. Casfii Fiftala Aiexandrina. C. B. Pin.
4°t- CoMM, Hort, I. 21$. T. 110. Casfia Fiftula. Rum PU.
Amb. II p. 85. T. 21. Conna. Hort. Mal. I. p. *7, T. ar.
(*) Ap. Ci.ua. in Exnicit. p, 132.
D e c a n d r i a . 2I
3, lang is als in de Nooteboomen en aan ’t end III.
„ gedoomd. Hy draagt Goudkleurige Bloe- A fmel*
„ men, als die der Violieren, maar veel groo- Hoofd*
„ ter en talryker , hangende aan Trosfen ne-STUK*
„ derwaards. In ’t midden heeft ieder BloemB-^”w *
„ veele Draadjes, gelyk de Roozen, waar van
„ allengs dikke Ha;;uwen voortkomen, dieregc
„ en rond zyn, van dikte als een Rotting, de
„ grootften byna twee Ellen lang. Een.*ge-
, , heel Jaar hebben deeze Haauwen noodig ,
„ om aan te groeijen en ryp te worden: want
„ de Egyptenaaren zamelen niet in, dan in ’t
,, midden van den Zomer, wanneer men reeds
„ wederom een menigte jonge Scheedjes aan de
„ Eoomen ziet , die in Juny by Kairo en Ale-
„ xandrie in Bloem ftaan. Van die kleine
„ Haauwtjes, verfch en groen, gekookt en in
„ Suiker gekonfyt, wordt een groote menigte
, , buitenslands verzonden.’*
V e s l i n g i u s merkt aan , dat de Casfia-
Boom veel kleiner dan een Ockemooten - Boom
is , en fraaijer,* inzonderheid als hy bloeit, ko»
mende veel op laage plaatfen, aan den Zeekant,
in Egypte voort, alzo hy de vogtigherd bemint.
Dus vondt ook H a s s e l q u i s t naby
het Kanaal, dat het Nylwater naar Alexandrie
leidt, op een vrugtbaar Land, tusfchen deDa-
delboomen eenigen, wier Stammen van twee
tot drie Span dik en twaalf Voeten lang waren
, doorgaans bogtig en glad van Schors. Zy
bloeiden ’er de geheele Mey - maand. Deeze,
g -
1L DEFX. V. STUK, ^ 115